vrijdag, april 25, 2003

De VS in Irak: de ene oorlogsmisdaad na de andere - Vlaamse dokter getuigt

Dokter Harrie Dewitte is een gedreven man. Maar een avonturier is hij niet, zegt hij. Toch trok hij naar Bagdad om in het heetst van de strijd hulp te bieden aan een geterroriseerde bevolking én om getuige te zijn van het vuile spel dat de oorlog is. Het was allemaal nog veel erger dan verwacht. Amnesty sprak met deze bevoorrechte getuige.

Was u voorbereid op wat ging komen?
“In mijn hoofd speelden drie begrippen waar we maanden aan één stuk mee rond de oren werden geslagen. Ten eerste massavernietigingswapens, ze zullen die nu toch wel eens gaan vinden? Tenslotte was dat de hoofdreden voor die hele aanval. Ten tweede: de strijd tegen terreur. En ten derde: clean war. Welnu, elk van die begrippen kregen tijdens mijn verblijf in Irak een totaal andere inhoud.”

Welke betekenis kregen ze dan?
“Het begon al bij de reis. We vlogen op Damascus en vonden een taxi die ons de hele 900 kilometer naar Bagdad wilde brengen. Ondanks de wegblokkades aan de grens en de oprukkende oorlog en het gevaar van gewelddadige milities. Hij bracht er ons allemaal zonder kleerscheuren voorbij. Maar pas bij het naderen van de hoofdstad voelden we ons gevoel voor verhoudingen écht aangesproken. Het was een laatste stuk van 7 kilometer voor de grenzen van de stad. De bombardementen waren hier kortgeleden overheen geraasd. Langs en op de weg stonden de uitgebrande tanks van het Irakese leger. Hun luchtafweergeschut bestond uit manuele geschutskoepels. Je moet je voorstellen dat soldaten door aan een wieltje te draaien hun vuurmond op het doelwit richtten. Met hun geschut konden ze hoogstens 5 à 7 kilometer hoog schieten terwijl de Amerikaanse vliegtuigen bombarderen van op 10 à 15 kilometer hoogte. Vergeleken bij de satellietgeleide en computergestuurde reuzetanks van de tegenstanders zagen de Irakese rupsvoertuigen er klein en verouderd uit. Waar waren de zogenaamde massavernietingswapens?”

En toen moest het nog beginnen. Wat waren de zwaarste momenten?
“Onze ergste dag was toen de stad werd ingenomen. We bevonden ons in het Saddam Centre for Plastic Surgery. Dat was omgebouwd tot noodhospitaal met allemaal bedden en materiaal voor de eerste opvang van gewonden. Ik had grote bewondering voor de motivatie van de lokale artsen. Die zouden een comfortabel en goed betaalde loopbaan kunnen genieten in de golfstaten, maar neen, het was hun plicht om hun volk bij te staan in hun ergste nood. Een primair humanitaire reflex.
Om 13 uur staken de Amerikaanse tanks de Tigris over. We hoorden de granaten in hoog tempo vliegen. Tien minuten later kwamen de eerste gewonden, allen burgers, binnen stromen. Hun verhalen klonken steeds eender: de mensen zagen de tanks en onmiddellijk volgde een regen van kogels en granaten. De slachtoffers kwamen toe bij bosjes, op stootkarren, gedragen door totaal ontredderde familieleden of toevallige voorbijgangers die zelf gewond waren. Op dat ogenblik begreep ik wat het begrip “clean war” echt betekende: een oorlog zonder getuigen - ze schieten eenvoudig de straat schoon.”

“We are still human beeings.”

Hebben jullie de Amerikaanse soldaten geconfronteerd met jullie getuigenissen?
“De tweede shock kwam niet veel later. We hoorden de aanhoudende sirene van een ambulance buiten. Het splinternieuwe voertuig was letterlijk doorzeefd. Achterin lagen twee zieltogende slachtoffers, de verpleger was getroffen in de rug, hij kon enkel gered worden na een operatie van 7 à 8 uur. Voor de bestuurder was het te laat. Ondanks hun duidelijk medische missie waren ze onder vuur genomen door een Amerikaanse patrouille.
Op dat ogenblik knakte er iets bij onze medisch directeur: ik zie hem nog neerzakken op een stoel. Al dagen was de man in de weer, in verschrikkelijke omstandigheden zijn ziekenhuis recht trachten te houden. Het enige wat hij zei: “we are still human beeings.” Wanneer we de Amerikaanse soldaten later confronteerden met het gebeurde, hadden ze het over zelfmoordcommando’s. En dit was geen alleenstaand geval. Er werden nog verschillende andere ambulances onder vuur genomen. We hebben van alle verklaringen video-opnamen gemaakt, ook de kogelgaten en de slachtoffers zijn gefotografeerd – we zullen dan ook klacht neerleggen tegen generaal Franks.”

Iedereen verbaasde zich hier over de plunderingen. Hoe hebt u dat meegemaakt?
“Het was de derde shock van die dag. De plunderaars waren net als een bende wolven. Als we niet zo verontwaardigd waren geweest dan had het feit ons heel bevreemdend voorgekomen. De meute kwamen in het zog van de zogenaamde bevrijders. Alle controle leek verdwenen te zijn. Alles waar ze langs kwamen moest eraan geloven. Officiële gebouwen, ziekenhuizen, ze vernielden grondig. Het Saddam Centre for Plastic Surgery was één van de weinige ziekenhuizen die aan de plundering ontsnapte, niet zozeer omwille van de twee dokters die aan de poort stonden met kalashnikovs, maar eerder omdat Reuters, die er een gewonde journalist had liggen, de Amerikanen kon overtuigen om dat ziekenhuis te beschermen. Daarop was één jeep en twee soldaten voldoende om de wolven buiten te houden. Merkwaardig toch.
De volgende dag probeerden we de discussie aan te gaan met een deel van de bende die het ultramoderne fertility-center binnen viel. Maar het hielp allemaal niets. Kabels werden uitgetrokken, toetsenborden meegenomen. Er stond een nieuwe NMR-scanner, een toestel dat miljoenen kost en dat ze in de komende weken nog hard zouden nodig hebben. Ik zag hoe ze met de monitor aan de haal gingen, onbruikbaar voor andere doeleinden. De zinloosheid!”

Zoals u het beschrijft lijkt het haast opgezet spel…
“Enige dagen later hebben we kennis gemaakt met een Irakese zakenman. Hij had afdelingen van zijn bedrijf in alle delen van het land. Volgens hem waren de plunderaars in Bagdad dezelfden als in Basra en spraken ze een dialect dat niet van de hoofdstad was. Hoe verklaar je dat?”

De methoden waarvan de Verenigde Staten zich bedienden… je voelt op je sokken aan dat de Conventie van Génève hier met zachte dwang aan de kant werd geschoven.
“Aan de kant geschoven? Hier werd de ene oorlogsmisdaad na de andere gepleegd! We hebben het over het bombarderen van burgerdoelwitten, het gebruik van clusterbommen en het inzetten van nieuwe massavernietigingswapens. Want niet alleen werd er volop op burgers geschoten, ze maakten daarbij gebruik van bijzonder vernietigend wapentuig zoals een soort kleine bommen die uiteenspatten in honderden scherpe stukjes metaal. Zo kreeg ik een man onder ogen die zo’n stuk metaal in zijn hoofd had gekregen. Ondertussen hadden we geen anesthesie meer, geen elektriciteit, zelfs geen water. Ik kon niets meer doen dan een lichte pijnstiller geven. De man is 24 uur later bezweken aan niets anders dan ondraaglijke pijn. Niet lang ervoor was “medical city” geplunderd, een verdeelcentrum van bloed, plasma, medisch materiaal. Het ging ieders verstand te boven. Nog andere misdaden: het schieten op ziekenwagens en het verhinderen van medische zorgverlening.”

Welk gevoel houdt u aan dit conflict over?
“Wat ons die dagen overeind hield was pure kwaadheid. Dit was allemaal gepland. Heel deze gigantische oorlogsmachine die overal, en op elk moment kon toeslaan, het vernietigen van de nutsvoorzieningen, de plunderingen… alles om mensen het gevoel te geven dat ze nergens nog veilig waren, dat elk verzet tegen de supermacht nutteloos was. Deze ervaringen grijpen diep in het weefsel van elke dokter die getuige is.”

maandag, april 14, 2003

[Column] Kind in tijden van oorlog

Kind, mijn kind, hoeveel kan een ouder van je houden? Je strekt je vrijgevochten armpjes uit in de lege witte ruimte. Nauwelijks bekomen van je reis uit het ongewisse beland je in het ongerijmde van een grenzeloze wereld waar problemen worden opgelost door geweld. Congo, Tsjetsjenië, Colombia, het houdt niet op. Terwijl jij je eerste oogopslagen werpt heeft het keizerrijk zijn zevenmijlslaarzen aangetrokken en is over Irak gaan heen staan. Het draagt een veel te wijde jas en zingt de valse loftrompet van de rechtvaardigheid.

In de krant verhalen over overvolle ziekenhuizen, op internet circuleren bloederige foto’s van uiteengereten lichamen, van kinderen die al hun ledematen én hun ouders verloren. Een bom die inslaat op het hotel waar de hele internationale media haar basis heeft, balans: drie doden. Geruchten over doorgestoken kaart steken onvermijdelijk de kop op. Niemand is verbaasd.
Op datzelfde moment brengen zogenaamde ‘embedded journalists’ verslag vanachter de schutskoepel boven op een oprukkende tank. Ze hanteren een absurd jargon dat alle realiteitszin verloren heeft en lijken hun rol als vaandeldragers van de oorlogsmachine volledig geassimileerd te hebben.

Hoe leg je het uit? Tja, hoe legden mijn ouders het uit, eind jaren 60? Toen was die dezelfde oorlogsmachine elders massagraven aan het delven. De Amerikaanse oorlog in Vietnam was reeds verschillende jaren achter de rug toen mijn ontluikend historisch bewustzijn de puzzelstukjes bij elkaar begon te zoeken. Neen, wij dachten niet de laatsten te zijn die hun levensweg zouden moeten starten in tijden van slagveld. De waan van de maakbaarheid was niet meer aan ons besteed. Was er sinds Vietnam niet een dozijn andere oorlogen geweest? En toch leeft altijd de hoop…

Kind, oh kind, jij onvolgroeid wezen uit Utopia, je hebt ons zoveel te leren. Jou hulpeloosheid mag symbool staan voor de collectieve onkunde van een internationale gemeenschap. Kunnen we je verbergen voor deze waanzin?

vrijdag, april 11, 2003

Recht op water bestaat nog steeds niet - Consensus over aanpak groeit bij activisten

Water, weinig gaven van de natuur zijn zo fundamenteel voor het menselijk bestaan. Je zou dan ook denken dat de toegang tot het ‘blauwe goud’ stevig gebeiteld is in de internationale wetgeving. Maar dat is niet zo. Het Recht op Water bestaat eigenlijk nog steeds niet. Wel zijn er enkele aanzetten gegeven tot wat ooit een passende wetgeving zou kunnen worden. Er beweegt dan ook heel wat rond deze « problematiek van de toekomst. » Activist op zoek naar een nieuw thema? Enkelen gingen u voor.

[body] Stef Lambrecht, coördinator van de Vlaamse NGO Protos, was erbij op het Wereld Water Forum dat onlangs in Kyoto werd gehouden. Hij was daar als één van de enige Belgen en nam deel aan de NGO-delegatie. Amnesty vroeg aan hem hoe dat nu eigenlijk zit met het Recht op Water. « De commissie van Economisch-Sociaal-Culturele rechten (zie ook Dossier, pagina 14 van dit nummer) van de VN heeft op 27 november 2002 het recht op een minimum hoeveelheid water voor iedereen erkend. Ze verklaart ook dat de overheden de juridische verantwoordelijkheid hebben om dit recht vast te leggen. Helaas is de Commissie slechts een expertencomité dat niet erkend is door de VN zelf en zijn de teksten geen echt juridische basis zoals de UVRM. » Inhoudelijk zijn er ook een aantal fundamentele tekortkomingen ? « Inderdaad. Want hoe definiëren we het recht zo dat het geldt voor iedereen ? Wat zullen de uitvoeringsmechanismen zijn ? Er is ook nood aan sterkere juridische instrumenten. Overigens zien veel staten in het zuiden dit allerminst zitten omdat hen verantwoordelijkheden worden opgedrongen die ze niet kunnen betalen… »

[streamer] Een arm gezin in de krottenwijken van Port-au-Prince geeft 7 à 8 maal meer uit aan water dan in de begoede wijken.

De Commissie erkent dat water een publiek goed is. Er groeit internationaal een consensus hierover. Al heersen in de praktijk nog steeds vaak cowboy principes : toevallige eigenaars claimen het eigendom van het water dat opwelt uit hun grond. Maar de belangrijkste discussies gaan over de uitbatingsrechten van het water. Je hebt immers een installatie nodig om het water bij de mensen te brengen. « Hierover bestaat geen consensus. Volgens ons mag de uitbating gebeuren door privé-actoren maar wel onder duidelijke voorwaarden. Zo moeten de cruciale functies in verband met het beheer van het water in handen zijn van een sterke overheid. We hebben het dan over prijszetting, verdeelsleutels van het water over verschillende gebruikers, controle op operatoren en controle op kwaliteit. In dat verband moet het zelfbeschikkingsrecht van overheden gerespecteerd worden.»

Dat veronderstelt allemaal dat overheden transparant en performant werken. « Er is een grote nood aan capaciteitsopbouw. Ik was zelf de laatste zes maanden op bezoek bij een aantal landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, en allen klagen ze over een gebrek aan managementstructuur bij de lokale overheden. Vaak kijken ze dan naar privébedrijven om hen daarbij te helpen.»

Alle experts hangen aan de alarmbel. Er wordt al gesproken over een regionale oorlogen met als inzet water. De Verenigde Naties schijnen alle heil te verwachten van bedrijven. Maar activisten en NGO’s allerhande geloven niet in die oplossing? « Anderhalf miljard mensen beschikken vandaag niet over toegang tot proper water. Hier is de privésector gewoon niet geïnteresseerd om te investeren omdat er geen winstmogelijkheden in zitten. In het zuiden zijn het vooral de kernsteden die wel over watertoegang beschikken. Op het platteland is de investeringskost veel hoger maar geraken de mensen meestal wel rechtstreeks aan water, al moeten ze er twee uur voor lopen en is de kwaliteit vaak van bedenkelijke kwaliteit. Problematisch zijn de volks- en krottenwijken rond de steden waar mensen vaak een enorme prijs betalen voor hun water, gewoon door de vele tussenhandelaren die allemaal langs de kassa passeren. Bijvoorbeeld geeft een arm gezin in de krottenwijken van Port-au-Prince 7 à 8 maal meer uit aan water dan in de begoede wijken. » Hoe gaat dat dan in zijn werk ? « Vaak heeft iemand een eigen boorput. Die persoon verkoopt het water aan een eigenaar van een tankwagen welke het brengt naar een reservoir bij de woonwijken. En dan is er een hele reeks aan ambulante verkopers die het water verder verkopen aan de eindgebruikers. Dit hele circuit situeert zich in de informele sector waarover geen enkel functionerend rechtsmechanisme de plak zwaait. »

Is er dan geen enkele manier om het recht op water af te dwingen ? Stef Lambrecht blijft met de voeten op de grond : « Daar zijn we de eerste tien jaar niet aan toe, vrees ik. Eerst moet er duidelijker gespecifieerd worden waarover het gaat. Wat is dat precies : toegang tot water ? Bedoelen we op minder dan twee uur lopen of moet het thuis uit een kraantje komen ? En dan zijn er de verantwoordelijkheden die moeten vastgelegd worden : wij schuiven daarvoor drie principes naar voor : ten eerste dient het beheer van het water zo dicht mogelijk bij de gebruiker te gebeuren door de lokale overheden. Ten tweede dient het beheer georganiseerd te worden binnen hydrografische eenheden zoals stroombekkens of aquafers (ondergrondse zoetwatervoorraden). Tenslotte moet het solidariteitsprincipe gedefinieerd en afdwingbaar gemaakt worden, ook internationaal. Water zelf heeft geen prijs maar wel het aanleggen en onderhouden van installaties die de toegang ertoe moeten verzekeren. »

Hoe ver staat de civiele samenleving met constructieve voorstellen ? « Een genuanceerde discussie is enorm moeilijk. In Kyoto was de kloof duidelijk tussen de vermarktingsgoeroes en het linkse kamp. Toch groeit een consensus dat we ons moeten concentreren op sturingsmechanismen en niet op al dan niet het betrekken van privé-actoren. Cruciale vraag blijft : hoe maak je de operatoren performant – dat is ook de vraag die activisten in het zuiden zich stellen. Daarmee zullen we ook op de officiële dicussieplatformen pogen te wegen.»