dinsdag, oktober 14, 2003

Dick Oosting: “vroeger was Amnesty een afstandelijke organisatie”

Stevig verankerd zijn in Europa is uiterst belangrijk

Dick Oosting is niet de eerste de beste. Ooit stond hij mee aan de basis van de Urgent Actions van Amnesty International. Sindsdien heeft hij zowat alle watertjes doorzwommen bij Amnesty. Hij is één van de weinigen die sinds 1973 professioneel actief zijn in de beweging. Nu is hij sinds enkele jaren directeur van het Europese kantoor van AI. Wij hadden een gesprek met deze bevoorrechte getuige, over dertig jaar Amnesty en over de Europese boom.

Je hebt een indrukwekkende carrière achter de rug bij Amnesty. Wat waren voor jou de belangrijkste gebeurtenissen?
“1973 was getekend door de eerste grote anti-martelcampagne. De campagne was enorm succesvol en binnen het IS werd er een aparte afdeling opgericht: de CAT of ‘campagne voor de afschaffing van martelingen.’ De belangrijkste vraag was toen: hoe kunnen we effectief actie voeren tegen dreigende marteling? We schrijven begin 1974, ik was net begonnen op het IS. Ik had twee jaar achter de rug bij een jonge Nederlandse sectie waar ik vluchtelingenwerk deed. In Londen werd ik stafvertegenwoordiger in het internationaal bestuur voor de campagnedienst. Midden ’74 hebben we dan het model van de Urgent Action bedacht. Aanleiding was een jonge Braziliaanse intellectueel die door het toenmalige régime in Brazilia zonder vorm van proces werd aangehouden omdat hij zijn mening te openlijk had geventileerd. Die eerste actie had een geweldig succes en lag mee aan de basis van de uitzonderlijke groei die Amnesty meemaakte en op de wereldkaart zette. Toen ik in 1977 plaatsvervangend secretaris-generaal werd, barstte de hele organisatie uit zijn voegen. In de vijf jaar die daarop volgde hebben we het IS sterk uitgebouwd. Wanneer mijn carrière in ’82 een andere (rustigere) wending nam was ik er echt aan toe. Amnesty zou ik pas terug zien in 1999 toen men voor de EU een nieuwe directeur zocht.”

Is Amnesty op die dertig jaar dichter bij zijn doelstellingen gekomen?
“De eigenlijke doelstelling: respect voor mensenrechten overal ingang doen vinden? Neen. Maar mensenrechten hebben wel een onwrikbare plaats verworven op de internationale agenda. En wat aan wetgeving ontwikkeld is, is fenomenaal. Mensenrechten zijn een verworvenheid geworden. Alleen schort het natuurlijk aan uitvoering. Momenteel is de mensenrechtenbeweging zoekende naar een nieuwe rol, maar Amnesty’s invloed blijft heel noodzakelijk en relevant!”

Begin jaren ’80 stond je mee aan de basis van de EU-afdeling: een moeilijke start?
“Europa was een economische woestijn tot de Lomé-conventies werden afgesloten, wat nu de Cotonou akkoorden heet. Met deze akkoorden kreeg Europa eindelijk een ontwikkelingsbeleid. Wij wilden lobbywerk verrichten naar het Europees parlement om aan die akkoorden een luik mensenrechten te verbinden. Die eerste jaren had Amnesty hier een éénmanspost. Het is pas begin jaren ’90 dat mensenrechten veel belangrijker zijn geworden voor de EU en de afdeling werd uitgebreid tot 3 mensen. De omslag kwam niet van het Internationaal Secretariaat maar van de Europese secties: zij wilden een meer rechtstreekse link met Brussel als hart van de Europese instellingen.”

Hoe zou je jullie relatie met het IS dan omschrijven?
“Amnesty is een heel centralistisch geleide organisatie met een krachtig centrum: het IS. Alle research en beleid kwam van Londen. Door de oprichting van de Amnesty EU associatie ontstond defacto een buitenpost van het IS. Daarmee werd een soort taboe doorbroken, het ging nl. tegen de centralistische cultuur in. Toen ik hier zelf kwam werken zag ik dat Europa een belangrijke actor was geworden en dus een heel belangrijk strategisch doel voor een grote mensenrechtenorganisatie. Londen had echter niets met de EU. Je zou het een geluk bij een ongeluk kunnen noemen: onze kleine organisatie kon zich ontwikkelen los van het IS. Als je de EU wil benaderen dan is het goed om toegesneden informatie te hebben. Maar wij zijn generalisten. Dus daarvoor moesten we terug in Londen zijn. Ondertussen beginnen ze ons te ontdekken en komen de researchers regelmatig naar ons toe als ze denken dat Europa benaderen kan helpen met hun dossiers.”

Is Europa wel efficiënt te benaderen?
“Europa heeft betrekkingen met heel de wereld. Het potentieel om mensenrechten te belijden is erg groot. Maar met de Europese integratie is er het risico dat we volledig overladen worden door werk. We zijn nu met 7 mensen, er is genoeg werk voor 70… Om de Unie goed te bespelen moet je verdomd goed weten wat, waar en wanneer gebeurt. Geen eenvoudige opdracht in de enorme bureaucratie die Europa is. Je moet ook een betrouwbaar profiel ontwikkelen om over een ruime onderhandelingsmarge te beschikken. Om dat te kunnen hebben we een heel netwerk van lobbyisten opgezet in samenwerking met de landelijke kantoren. Want net zoals de Europese instellingen moet je sterk vertegenwoordigd zijn in elke Europese hoofdstad. Wij spreken ondertussen van de ‘Johanson-doctrine,’ (naar de directeur van AI Finland, Frank Johanson, nvdr): binnen de Unie is elk lobbywerk per definitie EU-lobby omdat alle buitenlands beleid gelinkd is aan EU-beleid. Kleine en zelfs grote landen beginnen zich meer en meer achter een gemeenschappelijk beleid te scharen.”

Is de Unie nu meer bezig met mensenrechten?
“Dat is een moeilijke vraag. De grootste vraag is steeds geweest hoe we de nieuwe waardengemeenschap Europa gaan invullen. Amnesty heeft steeds hard gelobbyd om die ook in de praktijk te brengen met beleidsinstrumenten. Eén duidelijk succesverhaal zijn de “richtlijnen tegen martelingen.” Toen Amnesty drie jaar geleden zijn wereldwijde campagne tegen martelen opzette, hebben wij een speciale EU-strategie ontwikkeld: een aantal praktische maatregelen die de EU zou kunnen nemen tegen martelingen en de doodstraf. Een half jaar later nam de raad de richtlijnen aan. Het is een mensenrechtenclausule die staat in elk verdrag dat de Unie uitgeeft. Ze vormt een sterk sanctie-element al schort het nog vaak aan toepassing wanneer de veiligheids- en economische belangen van de lidstaten in het gedrang komen.
Ook wordt er op vele manieren samengewerkt met de administraties: de publieke rapporten van het IS gaan automatisch naar de officiële instanties in Brussel, zowel in de Raad als de Commissie. Zelf volgen we natuurlijk ook de Europese agenda, wat een heel arbeidsintensief proces is maar het laat ons toe te bepalen waar en wanneer extra lobbywerk nodig is. Een aantal agendapunten bepalen we zelf. Als Amnesty een grote actie gaat voeren dan vertalen wij die naar de EU. Als AI bijvoorbeeld een rapport uitbrengt over Tunesië terwijl de EU met dat land onderhandeld over een associatieakkoord, dan zullen wij het IS vragen zijn timing aan te passen. Op die manier krijgen we een soort makelaarsfunctie tussen het IS, de secties en de realiteit van de Europese instellingen.”

De afgelopen 10 à 20 jaar kwam er een hele dynamiek op gang in de mensenrechtenbeweging. Hoe gaan jullie daar mee om?
“Er kwam inderdaad een explosie van mensenrechten organisaties en die gingen elkaar steeds meer vinden. Bovendien wordt ook steeds meer de link gemaakt met ontwikkelingssamenwerking, sociale doelen en milieu. Dat maakt dat de hele civiele samenleving straks sterker dan ooit zal kunnen opereren. Vroeger was Amnesty een afstandelijke organisatie. Die tijd is voorbij. Je kunt niet meer soloslim opereren: vele zaken hebben bredere implicaties. Stevig verankerd zijn in het Europese weefsel is uitermate belangrijk.”

vrijdag, april 25, 2003

De VS in Irak: de ene oorlogsmisdaad na de andere - Vlaamse dokter getuigt

Dokter Harrie Dewitte is een gedreven man. Maar een avonturier is hij niet, zegt hij. Toch trok hij naar Bagdad om in het heetst van de strijd hulp te bieden aan een geterroriseerde bevolking én om getuige te zijn van het vuile spel dat de oorlog is. Het was allemaal nog veel erger dan verwacht. Amnesty sprak met deze bevoorrechte getuige.

Was u voorbereid op wat ging komen?
“In mijn hoofd speelden drie begrippen waar we maanden aan één stuk mee rond de oren werden geslagen. Ten eerste massavernietigingswapens, ze zullen die nu toch wel eens gaan vinden? Tenslotte was dat de hoofdreden voor die hele aanval. Ten tweede: de strijd tegen terreur. En ten derde: clean war. Welnu, elk van die begrippen kregen tijdens mijn verblijf in Irak een totaal andere inhoud.”

Welke betekenis kregen ze dan?
“Het begon al bij de reis. We vlogen op Damascus en vonden een taxi die ons de hele 900 kilometer naar Bagdad wilde brengen. Ondanks de wegblokkades aan de grens en de oprukkende oorlog en het gevaar van gewelddadige milities. Hij bracht er ons allemaal zonder kleerscheuren voorbij. Maar pas bij het naderen van de hoofdstad voelden we ons gevoel voor verhoudingen écht aangesproken. Het was een laatste stuk van 7 kilometer voor de grenzen van de stad. De bombardementen waren hier kortgeleden overheen geraasd. Langs en op de weg stonden de uitgebrande tanks van het Irakese leger. Hun luchtafweergeschut bestond uit manuele geschutskoepels. Je moet je voorstellen dat soldaten door aan een wieltje te draaien hun vuurmond op het doelwit richtten. Met hun geschut konden ze hoogstens 5 à 7 kilometer hoog schieten terwijl de Amerikaanse vliegtuigen bombarderen van op 10 à 15 kilometer hoogte. Vergeleken bij de satellietgeleide en computergestuurde reuzetanks van de tegenstanders zagen de Irakese rupsvoertuigen er klein en verouderd uit. Waar waren de zogenaamde massavernietingswapens?”

En toen moest het nog beginnen. Wat waren de zwaarste momenten?
“Onze ergste dag was toen de stad werd ingenomen. We bevonden ons in het Saddam Centre for Plastic Surgery. Dat was omgebouwd tot noodhospitaal met allemaal bedden en materiaal voor de eerste opvang van gewonden. Ik had grote bewondering voor de motivatie van de lokale artsen. Die zouden een comfortabel en goed betaalde loopbaan kunnen genieten in de golfstaten, maar neen, het was hun plicht om hun volk bij te staan in hun ergste nood. Een primair humanitaire reflex.
Om 13 uur staken de Amerikaanse tanks de Tigris over. We hoorden de granaten in hoog tempo vliegen. Tien minuten later kwamen de eerste gewonden, allen burgers, binnen stromen. Hun verhalen klonken steeds eender: de mensen zagen de tanks en onmiddellijk volgde een regen van kogels en granaten. De slachtoffers kwamen toe bij bosjes, op stootkarren, gedragen door totaal ontredderde familieleden of toevallige voorbijgangers die zelf gewond waren. Op dat ogenblik begreep ik wat het begrip “clean war” echt betekende: een oorlog zonder getuigen - ze schieten eenvoudig de straat schoon.”

“We are still human beeings.”

Hebben jullie de Amerikaanse soldaten geconfronteerd met jullie getuigenissen?
“De tweede shock kwam niet veel later. We hoorden de aanhoudende sirene van een ambulance buiten. Het splinternieuwe voertuig was letterlijk doorzeefd. Achterin lagen twee zieltogende slachtoffers, de verpleger was getroffen in de rug, hij kon enkel gered worden na een operatie van 7 à 8 uur. Voor de bestuurder was het te laat. Ondanks hun duidelijk medische missie waren ze onder vuur genomen door een Amerikaanse patrouille.
Op dat ogenblik knakte er iets bij onze medisch directeur: ik zie hem nog neerzakken op een stoel. Al dagen was de man in de weer, in verschrikkelijke omstandigheden zijn ziekenhuis recht trachten te houden. Het enige wat hij zei: “we are still human beeings.” Wanneer we de Amerikaanse soldaten later confronteerden met het gebeurde, hadden ze het over zelfmoordcommando’s. En dit was geen alleenstaand geval. Er werden nog verschillende andere ambulances onder vuur genomen. We hebben van alle verklaringen video-opnamen gemaakt, ook de kogelgaten en de slachtoffers zijn gefotografeerd – we zullen dan ook klacht neerleggen tegen generaal Franks.”

Iedereen verbaasde zich hier over de plunderingen. Hoe hebt u dat meegemaakt?
“Het was de derde shock van die dag. De plunderaars waren net als een bende wolven. Als we niet zo verontwaardigd waren geweest dan had het feit ons heel bevreemdend voorgekomen. De meute kwamen in het zog van de zogenaamde bevrijders. Alle controle leek verdwenen te zijn. Alles waar ze langs kwamen moest eraan geloven. Officiële gebouwen, ziekenhuizen, ze vernielden grondig. Het Saddam Centre for Plastic Surgery was één van de weinige ziekenhuizen die aan de plundering ontsnapte, niet zozeer omwille van de twee dokters die aan de poort stonden met kalashnikovs, maar eerder omdat Reuters, die er een gewonde journalist had liggen, de Amerikanen kon overtuigen om dat ziekenhuis te beschermen. Daarop was één jeep en twee soldaten voldoende om de wolven buiten te houden. Merkwaardig toch.
De volgende dag probeerden we de discussie aan te gaan met een deel van de bende die het ultramoderne fertility-center binnen viel. Maar het hielp allemaal niets. Kabels werden uitgetrokken, toetsenborden meegenomen. Er stond een nieuwe NMR-scanner, een toestel dat miljoenen kost en dat ze in de komende weken nog hard zouden nodig hebben. Ik zag hoe ze met de monitor aan de haal gingen, onbruikbaar voor andere doeleinden. De zinloosheid!”

Zoals u het beschrijft lijkt het haast opgezet spel…
“Enige dagen later hebben we kennis gemaakt met een Irakese zakenman. Hij had afdelingen van zijn bedrijf in alle delen van het land. Volgens hem waren de plunderaars in Bagdad dezelfden als in Basra en spraken ze een dialect dat niet van de hoofdstad was. Hoe verklaar je dat?”

De methoden waarvan de Verenigde Staten zich bedienden… je voelt op je sokken aan dat de Conventie van Génève hier met zachte dwang aan de kant werd geschoven.
“Aan de kant geschoven? Hier werd de ene oorlogsmisdaad na de andere gepleegd! We hebben het over het bombarderen van burgerdoelwitten, het gebruik van clusterbommen en het inzetten van nieuwe massavernietigingswapens. Want niet alleen werd er volop op burgers geschoten, ze maakten daarbij gebruik van bijzonder vernietigend wapentuig zoals een soort kleine bommen die uiteenspatten in honderden scherpe stukjes metaal. Zo kreeg ik een man onder ogen die zo’n stuk metaal in zijn hoofd had gekregen. Ondertussen hadden we geen anesthesie meer, geen elektriciteit, zelfs geen water. Ik kon niets meer doen dan een lichte pijnstiller geven. De man is 24 uur later bezweken aan niets anders dan ondraaglijke pijn. Niet lang ervoor was “medical city” geplunderd, een verdeelcentrum van bloed, plasma, medisch materiaal. Het ging ieders verstand te boven. Nog andere misdaden: het schieten op ziekenwagens en het verhinderen van medische zorgverlening.”

Welk gevoel houdt u aan dit conflict over?
“Wat ons die dagen overeind hield was pure kwaadheid. Dit was allemaal gepland. Heel deze gigantische oorlogsmachine die overal, en op elk moment kon toeslaan, het vernietigen van de nutsvoorzieningen, de plunderingen… alles om mensen het gevoel te geven dat ze nergens nog veilig waren, dat elk verzet tegen de supermacht nutteloos was. Deze ervaringen grijpen diep in het weefsel van elke dokter die getuige is.”

maandag, april 14, 2003

[Column] Kind in tijden van oorlog

Kind, mijn kind, hoeveel kan een ouder van je houden? Je strekt je vrijgevochten armpjes uit in de lege witte ruimte. Nauwelijks bekomen van je reis uit het ongewisse beland je in het ongerijmde van een grenzeloze wereld waar problemen worden opgelost door geweld. Congo, Tsjetsjenië, Colombia, het houdt niet op. Terwijl jij je eerste oogopslagen werpt heeft het keizerrijk zijn zevenmijlslaarzen aangetrokken en is over Irak gaan heen staan. Het draagt een veel te wijde jas en zingt de valse loftrompet van de rechtvaardigheid.

In de krant verhalen over overvolle ziekenhuizen, op internet circuleren bloederige foto’s van uiteengereten lichamen, van kinderen die al hun ledematen én hun ouders verloren. Een bom die inslaat op het hotel waar de hele internationale media haar basis heeft, balans: drie doden. Geruchten over doorgestoken kaart steken onvermijdelijk de kop op. Niemand is verbaasd.
Op datzelfde moment brengen zogenaamde ‘embedded journalists’ verslag vanachter de schutskoepel boven op een oprukkende tank. Ze hanteren een absurd jargon dat alle realiteitszin verloren heeft en lijken hun rol als vaandeldragers van de oorlogsmachine volledig geassimileerd te hebben.

Hoe leg je het uit? Tja, hoe legden mijn ouders het uit, eind jaren 60? Toen was die dezelfde oorlogsmachine elders massagraven aan het delven. De Amerikaanse oorlog in Vietnam was reeds verschillende jaren achter de rug toen mijn ontluikend historisch bewustzijn de puzzelstukjes bij elkaar begon te zoeken. Neen, wij dachten niet de laatsten te zijn die hun levensweg zouden moeten starten in tijden van slagveld. De waan van de maakbaarheid was niet meer aan ons besteed. Was er sinds Vietnam niet een dozijn andere oorlogen geweest? En toch leeft altijd de hoop…

Kind, oh kind, jij onvolgroeid wezen uit Utopia, je hebt ons zoveel te leren. Jou hulpeloosheid mag symbool staan voor de collectieve onkunde van een internationale gemeenschap. Kunnen we je verbergen voor deze waanzin?

vrijdag, april 11, 2003

Recht op water bestaat nog steeds niet - Consensus over aanpak groeit bij activisten

Water, weinig gaven van de natuur zijn zo fundamenteel voor het menselijk bestaan. Je zou dan ook denken dat de toegang tot het ‘blauwe goud’ stevig gebeiteld is in de internationale wetgeving. Maar dat is niet zo. Het Recht op Water bestaat eigenlijk nog steeds niet. Wel zijn er enkele aanzetten gegeven tot wat ooit een passende wetgeving zou kunnen worden. Er beweegt dan ook heel wat rond deze « problematiek van de toekomst. » Activist op zoek naar een nieuw thema? Enkelen gingen u voor.

[body] Stef Lambrecht, coördinator van de Vlaamse NGO Protos, was erbij op het Wereld Water Forum dat onlangs in Kyoto werd gehouden. Hij was daar als één van de enige Belgen en nam deel aan de NGO-delegatie. Amnesty vroeg aan hem hoe dat nu eigenlijk zit met het Recht op Water. « De commissie van Economisch-Sociaal-Culturele rechten (zie ook Dossier, pagina 14 van dit nummer) van de VN heeft op 27 november 2002 het recht op een minimum hoeveelheid water voor iedereen erkend. Ze verklaart ook dat de overheden de juridische verantwoordelijkheid hebben om dit recht vast te leggen. Helaas is de Commissie slechts een expertencomité dat niet erkend is door de VN zelf en zijn de teksten geen echt juridische basis zoals de UVRM. » Inhoudelijk zijn er ook een aantal fundamentele tekortkomingen ? « Inderdaad. Want hoe definiëren we het recht zo dat het geldt voor iedereen ? Wat zullen de uitvoeringsmechanismen zijn ? Er is ook nood aan sterkere juridische instrumenten. Overigens zien veel staten in het zuiden dit allerminst zitten omdat hen verantwoordelijkheden worden opgedrongen die ze niet kunnen betalen… »

[streamer] Een arm gezin in de krottenwijken van Port-au-Prince geeft 7 à 8 maal meer uit aan water dan in de begoede wijken.

De Commissie erkent dat water een publiek goed is. Er groeit internationaal een consensus hierover. Al heersen in de praktijk nog steeds vaak cowboy principes : toevallige eigenaars claimen het eigendom van het water dat opwelt uit hun grond. Maar de belangrijkste discussies gaan over de uitbatingsrechten van het water. Je hebt immers een installatie nodig om het water bij de mensen te brengen. « Hierover bestaat geen consensus. Volgens ons mag de uitbating gebeuren door privé-actoren maar wel onder duidelijke voorwaarden. Zo moeten de cruciale functies in verband met het beheer van het water in handen zijn van een sterke overheid. We hebben het dan over prijszetting, verdeelsleutels van het water over verschillende gebruikers, controle op operatoren en controle op kwaliteit. In dat verband moet het zelfbeschikkingsrecht van overheden gerespecteerd worden.»

Dat veronderstelt allemaal dat overheden transparant en performant werken. « Er is een grote nood aan capaciteitsopbouw. Ik was zelf de laatste zes maanden op bezoek bij een aantal landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, en allen klagen ze over een gebrek aan managementstructuur bij de lokale overheden. Vaak kijken ze dan naar privébedrijven om hen daarbij te helpen.»

Alle experts hangen aan de alarmbel. Er wordt al gesproken over een regionale oorlogen met als inzet water. De Verenigde Naties schijnen alle heil te verwachten van bedrijven. Maar activisten en NGO’s allerhande geloven niet in die oplossing? « Anderhalf miljard mensen beschikken vandaag niet over toegang tot proper water. Hier is de privésector gewoon niet geïnteresseerd om te investeren omdat er geen winstmogelijkheden in zitten. In het zuiden zijn het vooral de kernsteden die wel over watertoegang beschikken. Op het platteland is de investeringskost veel hoger maar geraken de mensen meestal wel rechtstreeks aan water, al moeten ze er twee uur voor lopen en is de kwaliteit vaak van bedenkelijke kwaliteit. Problematisch zijn de volks- en krottenwijken rond de steden waar mensen vaak een enorme prijs betalen voor hun water, gewoon door de vele tussenhandelaren die allemaal langs de kassa passeren. Bijvoorbeeld geeft een arm gezin in de krottenwijken van Port-au-Prince 7 à 8 maal meer uit aan water dan in de begoede wijken. » Hoe gaat dat dan in zijn werk ? « Vaak heeft iemand een eigen boorput. Die persoon verkoopt het water aan een eigenaar van een tankwagen welke het brengt naar een reservoir bij de woonwijken. En dan is er een hele reeks aan ambulante verkopers die het water verder verkopen aan de eindgebruikers. Dit hele circuit situeert zich in de informele sector waarover geen enkel functionerend rechtsmechanisme de plak zwaait. »

Is er dan geen enkele manier om het recht op water af te dwingen ? Stef Lambrecht blijft met de voeten op de grond : « Daar zijn we de eerste tien jaar niet aan toe, vrees ik. Eerst moet er duidelijker gespecifieerd worden waarover het gaat. Wat is dat precies : toegang tot water ? Bedoelen we op minder dan twee uur lopen of moet het thuis uit een kraantje komen ? En dan zijn er de verantwoordelijkheden die moeten vastgelegd worden : wij schuiven daarvoor drie principes naar voor : ten eerste dient het beheer van het water zo dicht mogelijk bij de gebruiker te gebeuren door de lokale overheden. Ten tweede dient het beheer georganiseerd te worden binnen hydrografische eenheden zoals stroombekkens of aquafers (ondergrondse zoetwatervoorraden). Tenslotte moet het solidariteitsprincipe gedefinieerd en afdwingbaar gemaakt worden, ook internationaal. Water zelf heeft geen prijs maar wel het aanleggen en onderhouden van installaties die de toegang ertoe moeten verzekeren. »

Hoe ver staat de civiele samenleving met constructieve voorstellen ? « Een genuanceerde discussie is enorm moeilijk. In Kyoto was de kloof duidelijk tussen de vermarktingsgoeroes en het linkse kamp. Toch groeit een consensus dat we ons moeten concentreren op sturingsmechanismen en niet op al dan niet het betrekken van privé-actoren. Cruciale vraag blijft : hoe maak je de operatoren performant – dat is ook de vraag die activisten in het zuiden zich stellen. Daarmee zullen we ook op de officiële dicussieplatformen pogen te wegen.»