dinsdag, oktober 14, 2003

Dick Oosting: “vroeger was Amnesty een afstandelijke organisatie”

Stevig verankerd zijn in Europa is uiterst belangrijk

Dick Oosting is niet de eerste de beste. Ooit stond hij mee aan de basis van de Urgent Actions van Amnesty International. Sindsdien heeft hij zowat alle watertjes doorzwommen bij Amnesty. Hij is één van de weinigen die sinds 1973 professioneel actief zijn in de beweging. Nu is hij sinds enkele jaren directeur van het Europese kantoor van AI. Wij hadden een gesprek met deze bevoorrechte getuige, over dertig jaar Amnesty en over de Europese boom.

Je hebt een indrukwekkende carrière achter de rug bij Amnesty. Wat waren voor jou de belangrijkste gebeurtenissen?
“1973 was getekend door de eerste grote anti-martelcampagne. De campagne was enorm succesvol en binnen het IS werd er een aparte afdeling opgericht: de CAT of ‘campagne voor de afschaffing van martelingen.’ De belangrijkste vraag was toen: hoe kunnen we effectief actie voeren tegen dreigende marteling? We schrijven begin 1974, ik was net begonnen op het IS. Ik had twee jaar achter de rug bij een jonge Nederlandse sectie waar ik vluchtelingenwerk deed. In Londen werd ik stafvertegenwoordiger in het internationaal bestuur voor de campagnedienst. Midden ’74 hebben we dan het model van de Urgent Action bedacht. Aanleiding was een jonge Braziliaanse intellectueel die door het toenmalige régime in Brazilia zonder vorm van proces werd aangehouden omdat hij zijn mening te openlijk had geventileerd. Die eerste actie had een geweldig succes en lag mee aan de basis van de uitzonderlijke groei die Amnesty meemaakte en op de wereldkaart zette. Toen ik in 1977 plaatsvervangend secretaris-generaal werd, barstte de hele organisatie uit zijn voegen. In de vijf jaar die daarop volgde hebben we het IS sterk uitgebouwd. Wanneer mijn carrière in ’82 een andere (rustigere) wending nam was ik er echt aan toe. Amnesty zou ik pas terug zien in 1999 toen men voor de EU een nieuwe directeur zocht.”

Is Amnesty op die dertig jaar dichter bij zijn doelstellingen gekomen?
“De eigenlijke doelstelling: respect voor mensenrechten overal ingang doen vinden? Neen. Maar mensenrechten hebben wel een onwrikbare plaats verworven op de internationale agenda. En wat aan wetgeving ontwikkeld is, is fenomenaal. Mensenrechten zijn een verworvenheid geworden. Alleen schort het natuurlijk aan uitvoering. Momenteel is de mensenrechtenbeweging zoekende naar een nieuwe rol, maar Amnesty’s invloed blijft heel noodzakelijk en relevant!”

Begin jaren ’80 stond je mee aan de basis van de EU-afdeling: een moeilijke start?
“Europa was een economische woestijn tot de Lomé-conventies werden afgesloten, wat nu de Cotonou akkoorden heet. Met deze akkoorden kreeg Europa eindelijk een ontwikkelingsbeleid. Wij wilden lobbywerk verrichten naar het Europees parlement om aan die akkoorden een luik mensenrechten te verbinden. Die eerste jaren had Amnesty hier een éénmanspost. Het is pas begin jaren ’90 dat mensenrechten veel belangrijker zijn geworden voor de EU en de afdeling werd uitgebreid tot 3 mensen. De omslag kwam niet van het Internationaal Secretariaat maar van de Europese secties: zij wilden een meer rechtstreekse link met Brussel als hart van de Europese instellingen.”

Hoe zou je jullie relatie met het IS dan omschrijven?
“Amnesty is een heel centralistisch geleide organisatie met een krachtig centrum: het IS. Alle research en beleid kwam van Londen. Door de oprichting van de Amnesty EU associatie ontstond defacto een buitenpost van het IS. Daarmee werd een soort taboe doorbroken, het ging nl. tegen de centralistische cultuur in. Toen ik hier zelf kwam werken zag ik dat Europa een belangrijke actor was geworden en dus een heel belangrijk strategisch doel voor een grote mensenrechtenorganisatie. Londen had echter niets met de EU. Je zou het een geluk bij een ongeluk kunnen noemen: onze kleine organisatie kon zich ontwikkelen los van het IS. Als je de EU wil benaderen dan is het goed om toegesneden informatie te hebben. Maar wij zijn generalisten. Dus daarvoor moesten we terug in Londen zijn. Ondertussen beginnen ze ons te ontdekken en komen de researchers regelmatig naar ons toe als ze denken dat Europa benaderen kan helpen met hun dossiers.”

Is Europa wel efficiënt te benaderen?
“Europa heeft betrekkingen met heel de wereld. Het potentieel om mensenrechten te belijden is erg groot. Maar met de Europese integratie is er het risico dat we volledig overladen worden door werk. We zijn nu met 7 mensen, er is genoeg werk voor 70… Om de Unie goed te bespelen moet je verdomd goed weten wat, waar en wanneer gebeurt. Geen eenvoudige opdracht in de enorme bureaucratie die Europa is. Je moet ook een betrouwbaar profiel ontwikkelen om over een ruime onderhandelingsmarge te beschikken. Om dat te kunnen hebben we een heel netwerk van lobbyisten opgezet in samenwerking met de landelijke kantoren. Want net zoals de Europese instellingen moet je sterk vertegenwoordigd zijn in elke Europese hoofdstad. Wij spreken ondertussen van de ‘Johanson-doctrine,’ (naar de directeur van AI Finland, Frank Johanson, nvdr): binnen de Unie is elk lobbywerk per definitie EU-lobby omdat alle buitenlands beleid gelinkd is aan EU-beleid. Kleine en zelfs grote landen beginnen zich meer en meer achter een gemeenschappelijk beleid te scharen.”

Is de Unie nu meer bezig met mensenrechten?
“Dat is een moeilijke vraag. De grootste vraag is steeds geweest hoe we de nieuwe waardengemeenschap Europa gaan invullen. Amnesty heeft steeds hard gelobbyd om die ook in de praktijk te brengen met beleidsinstrumenten. Eén duidelijk succesverhaal zijn de “richtlijnen tegen martelingen.” Toen Amnesty drie jaar geleden zijn wereldwijde campagne tegen martelen opzette, hebben wij een speciale EU-strategie ontwikkeld: een aantal praktische maatregelen die de EU zou kunnen nemen tegen martelingen en de doodstraf. Een half jaar later nam de raad de richtlijnen aan. Het is een mensenrechtenclausule die staat in elk verdrag dat de Unie uitgeeft. Ze vormt een sterk sanctie-element al schort het nog vaak aan toepassing wanneer de veiligheids- en economische belangen van de lidstaten in het gedrang komen.
Ook wordt er op vele manieren samengewerkt met de administraties: de publieke rapporten van het IS gaan automatisch naar de officiële instanties in Brussel, zowel in de Raad als de Commissie. Zelf volgen we natuurlijk ook de Europese agenda, wat een heel arbeidsintensief proces is maar het laat ons toe te bepalen waar en wanneer extra lobbywerk nodig is. Een aantal agendapunten bepalen we zelf. Als Amnesty een grote actie gaat voeren dan vertalen wij die naar de EU. Als AI bijvoorbeeld een rapport uitbrengt over Tunesië terwijl de EU met dat land onderhandeld over een associatieakkoord, dan zullen wij het IS vragen zijn timing aan te passen. Op die manier krijgen we een soort makelaarsfunctie tussen het IS, de secties en de realiteit van de Europese instellingen.”

De afgelopen 10 à 20 jaar kwam er een hele dynamiek op gang in de mensenrechtenbeweging. Hoe gaan jullie daar mee om?
“Er kwam inderdaad een explosie van mensenrechten organisaties en die gingen elkaar steeds meer vinden. Bovendien wordt ook steeds meer de link gemaakt met ontwikkelingssamenwerking, sociale doelen en milieu. Dat maakt dat de hele civiele samenleving straks sterker dan ooit zal kunnen opereren. Vroeger was Amnesty een afstandelijke organisatie. Die tijd is voorbij. Je kunt niet meer soloslim opereren: vele zaken hebben bredere implicaties. Stevig verankerd zijn in het Europese weefsel is uitermate belangrijk.”