Anno 2002 zijn Mensenrechten al een tijdje niet meer het exclusieve terrein van organisaties wiens basisopdracht draait rond het bestrijden van schendingen. Het gaat dan ook niet meer om politieke rechten alleen. Ook Amnesty voelde de tand des tijds aan haar oude mandaat knagen en werkte naarstig aan haar ‘nieuwe opdracht.’ Terwijl wint de ‘rechtenbenadering’ steeds meer veld onder NGO’s en andersglobalisten. Tijdens het tweede Wereld Sociaal Forum in Porto Alegre was dat wel heel duidelijk.
Een en ander heeft veel te maken met de evolutie van het armoedeconcept tijdens het voorbije decennium. Onder druk van de steeds toenemende kritiek op haar neoliberale beleid introduceerden Wereldbank en IMF in september 1999 ‘armoedebestrijding’ als officiële doelstelling in hun programma’s. Ook overheden, vooral in West-Europa, gingen zich in hun ontwikkelingsbeleid hierop richten. Armoedebestrijding is een kwestie van herverdeling en machtsverwerving, kortom een kwestie van rechten. Naast kwantitatieve criteria spelen kwalitatieve elementen mee die alles te maken hebben met het vergroten van keuzemogelijkheden van mensen. Zo figureerde "versterken van rechten" prominent in het lijstje met basisprincipes voor ontwikkelingssamenwerking van 2001. Onze eigen staatssecretaris Eddy Boutmans nam ze op in zijn beleidsnota.
Ook ontwikkelingsorganisaties en allerhande lobbygroepen uit de derde wereldbeweging zitten op de lijn van de rechtenaanpak. Ze houden zich vooral bezig met Economische, Sociale en Culturele rechten: en daar stootten ze op het werkterrein van de klassieke (grote) mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty. De laatste ICM (International Council Meeting) van Dakar in 2001 werd beheerst door de volgende discussie : houden we het bij de status quo of gaan we onze opdracht veel ruimer zien. Het (voorlopige) einde van die discussie werd een compromis. Vanaf nu zal Amnesty de naleving nastreven van alle mensenrechten, tenminste als het om groepen mensen gaat. Voor individuen zal AI zich enkel met ernstige mensenrechtenschendingen blijven bezig houden. Concreet wil dit zeggen dat alle individuen die het slachtoffer zijn van ernstige schendingen (fysieke en mentale integriteit, gewetensvrijheid en vrijheid van meningsuiting, vrijwaring van discriminatie) door Amnesty in verdediging kunnen genomen worden. Wat groepen betreft, zal Amnesty alle mensenrechtenschendingen aanklagen en vooral meer lobbywerk verrichten. Ook het voeren van promotie voor rechten staat op de agenda. Eventueel zal AI ook ondersteuning bieden aan het protest van anderen. Alvast iedereen die in februari aan het Wereld Sociaal Forum deelnam, voelt op zijn klompen aan dat hier een pak werk klaar ligt.
ESC-rechten. Het klinkt als een patentcode voor economische contracten. Maar wat zijn die economische, sociale en culturele rechten dan precies? De groep bestaat uit: recht op werk, erkenning en billijke vergoeding. Het recht op bescherming op het werk inclusief vakbonds- en stakingsrecht. Recht op sociale rechtvaardigheid en sociale zekerheid, inclusief bescherming van het moederschap, gezondheidsverzekering, pensioenspaarplannen etc. Het recht van toegang tot productiemiddelen: land, kapitaal of krediet, infrastructuur, technologie en werktuigen. Het recht op woon- en levenskwaliteit waaronder voedselzekerheid, toegang tot drinkbaar water en voldoende woongelegenheid. Recht op elementaire gezondheidszorg en de nodige voorwaarden om een gezond leven te leiden, inclusief recht op voortplanting en seksuele rechten. Het recht op onderwijs, beroeps training en begeleiding. Het recht om te participeren en mee te profiteren van wetenschap en onderzoek. En tenslotte het recht om te participeren aan cultuur en kunst, om daar actief in te zijn en erkenning voor te krijgen.
Genoeg voor vele actiegroepen en NGO’s om aan de slag te gaan: voedselzekerheid voor de massa’s stedelijke armen in het zuiden, recht op grond voor landloze boeren, protest tegen de privatisering van waterbronnen…
Rond al deze en nog ontelbare andere topics kwamen activisten en lobbyisten, mensen uit basisbewegingen zowel als experten uit continentale ngo-koepels, samen in Porto Alegre om te debatteren en strategische afspraken te maken. Actiegroepen leerden van elkaar hoe ze actie konden voeren, hoe ze hun campagnethema’s inhoudelijk en juridisch konden onderbouwen met de rechtenbenadering. Ze namen die kennis allen mee naar hun thuisbasis. Vele niet-gouvernementele organisaties uit het zuiden richten nu een belangrijk deel van hun middelen op basisvorming van hun doelgroepen. Ze doen dat vaak met steun van ngo’s uit het rijke westen met wie ze een partnerrelatie hebben. Het is niet altijd de staat die mensenrechten schendt. Vele schendingen van burgerrechten, politieke rechten, maar ook van economische, sociale en culturele rechten spelen zich af op lokaal niveau, binnen het gezin. Vrouwenbesnijdenis is daar slechts één extreem voorbeeld van. Andere voorbeelden zijn: gelijke behandeling van mannen en vrouwen, toegang voor meisjes tot onderwijs, arbeidsomstandigheden, enz. In Porto Alegre was de teneur duidelijk dat het essentieel is om ook op dat microniveau de omgevingsfactoren aan te pakken die leiden tot mensenrechtenschendingen. Informatiedoorstroming is daarin een belangrijke factor.
Kiezen voor een mensenrechtenbenadering van ontwikkeling betekent vooral dat je de kracht en de mogelijkheden van mensen wil versterken om hun rechten te kunnen opeisen. Die visie sijpelt meer en meer door in beleidsdocumenten van bilaterale donoren, maar ook bij multilaterale organisaties, zoals het VN-ontwikkelingsprogramma UNDP dat in 2000 zijn hele rapport over de menselijke ontwikkeling aan mensenrechten wijdde. Wellicht heeft een mensenrechtenbenadering vooral te maken met het verschuiven van machtsverhoudingen. Dat past perfect onder de grote noemer van duurzame ontwikkeling (nog zo’n buzz-woord in het internationaal ontwikkelingsdenken) want enkel veranderingen die voortvloeien uit de eigen keuzemogelijkheden van partnerlanden en hun bevolking kunnen duurzaam zijn.
.
Een mensenrechtenbenadering van ontwikkeling omvat echter meer dan het steunen van mensenrechtenprojecten, hoe lovenswaardig die op zich ook zijn. Ze vereist dat álle acties aandacht hebben voor het vergroten van de mogelijkheden voor mensen om zelf hun rechten op te eisen, via juridische kanalen of door hun onderhandelingspositie in besluitvormingsprocessen te versterken. Dat vereist dat je als donor inzicht krijgt in het functioneren van de bestaande structuren in het partnerland, of in de kanalen die in internationale instellingen zoals de VN, de Wereldbank of zelfs de WTO beschikbaar zijn om mensenrechten op te eisen. Als de rechtbanken in een land onderbemand zijn en mensenrechten nauwelijks aan bod komen, is het zinvoller om die instellingen te versterken dan om een groep mensen de middelen te geven om juridische acties in te leiden. Als de overheid snoeit in budgetten voor onderwijs ten voordele van militaire uitgaven is het even belangrijk dat mensen zich ervan bewust zijn dat daarmee één van hun basisrechten wordt geschonden, dan dat er via ontwikkelingssamenwerking alternatieve vormen van onderwijs worden opgezet. Want enkel als er voldoende druk komt op de staat om onderwijs te verzekeren, kan dit op een duurzame manier worden georganiseerd.
Aanknopingspunten voor een mensenrechtenbenadering
De 'verplichte' strategienota’s voor de prioritaire partnerlanden en thema’s van de Belgische ontwikkelingssamenwerking bieden een uitstekend aanknopingspunt om een mensenrechtenvisie op ontwikkeling in te bouwen in het beleid. Thema’s als onderwijs, plattelandsontwikkeling en gender sluiten nauw aan bij economische, sociale en culturele rechten. Uit de strategienota’s zal blijken hoe het beleid omgaat met het feit dat mensen recht hebben op de vervulling van hun basisbehoeften. Ze zullen ook tonen hoezeer het partnerland zelf de pen vasthoudt bij het bepalen van de meest geschikte strategie om met het beschikbare budget armoede te bestrijden. Het oprichten of versterken van structuren om de doelstellingen te bereiken die het land vooropstelt, zal de duurzaamheid van de initiatieven bevorderen.
De betrokkenheid van de civiele samenleving bij dit proces toont dan weer aan hoe sterk en open de regering van het partnerland is. Als blijkt dat die openheid ontbreekt, kan België zelf ook contact zoeken met NGO’s, universiteiten, vakbonden en sociale bewegingen en met hun visie rekening houden bij de beleidsbepaling.
Ook voor themastrategienota’s kunnen mensenrechten een leidraad zijn. Een nota voor leefmilieu en duurzame ontwikkeling zal dan bijvoorbeeld aandacht hebben voor de manier waarop ontwikkelingslanden engagementen van de milieuconferentie van Rio kunnen opvolgen en hoe ze zich kunnen voorbereiden op Rio+10. De nota kan verder ook aandacht hebben voor milieuvriendelijke technologieën die derdewereldlanden in staat stellen om zonder meerkost milieuvriendelijk te produceren, maar die vooral ook mensen in staat stellen om – op basis van hun recht op gezondheid en een schoon leefmilieu – vervuilende activiteiten te laten verbieden en een herstel te eisen voor de schade die ze door vervuiling hebben geleden.
dinsdag, april 16, 2002
maandag, april 15, 2002
[Column] Varkentje
“Het loopt uit de hand,” zegt de ene diplomaat tegen de andere. Waarop de andere enigszins geërgerd zijn krant een halve decimeter laat zakken, “wat loopt er uit de hand? Begin weer niet over de protesten. Dat zootje ongeregeld weet niet waarover het gaat en volgende week is deze poppenkast weer voorbij. De slottekst is toch al geregeld.”
De twee blanke mannen, een Europeaan en een Noord-Amerikaan, zitten in de lobby van een 5-sterren hotel in Monterrey, een stad in het noorden van Mexico. De Europeaan houdt voet bij stuk: “onze ministers voelen de hete adem van de antiglobalisten in hun nek, ze vrezen dat het kiezerspubliek niet zal begrijpen waarom deze conferentie geen nieuw geld oplevert voor de ontwikkelingslanden. Ze denken dat de ontevredenheid zal toenemen.”
“Hoezo, ontevredenheid?” De Noord-Amerikaan, die een aanzienlijk deel van de 800-koppige delegatie diplomaten uit de VS aanvoert, neemt een formele toon aan en declameert: “ons standpunt is en blijft dat financiering van ontwikkeling een fictie is: enkel vrije wereldhandel zal de ontwikkelingslanden vooruit helpen en armoede doen verdwijnen. “Overigens,” voegt hij er zonder zweem van ironie aan toe, “hebben jullie stevig mee gewerkt om deze slottekst goed te keuren…”
Een kleine pauze markeert wat het einde van het gesprek zou kunnen zijn. De Europese diplomaat voelt zich enigszins opgelaten. En alhoewel hij het antwoord van zijn gesprekspartner al kent gooit hij het toch over een andere boeg: “in Europa wint de stelling veld dat armoede een voedingsbodem is voor terrorisme.” Waarop de Noord-Amerikaan fulmineert: “Nonsens! Dat is nog nergens bewezen en bovendien, dat varkentje zal het Pentagon wel wassen. En begin niet met dat gezwets over een Internationaal Tribunaal, want daar doen we niet aan mee.” En na een korte pauze: “ach, laat ze dan wat unilaterale initiatieven nemen, een beetje schuldherschikking hier, wat meer hulp onder bevriende naties daar, het helpt niet maar het staat goed in een perscommuniqué.” Dat laatste zegt hij met haast onverholen minachting, enkel ingehouden door zijn afgemeten diplomatieke etiquette.
De twee vrienden gaan uit elkaar, elk naar hun vergaderingen, de Europeaan met gemengde gevoelens, zijn gesprekspartner met een triomferende glimlach op het gezicht.
De twee blanke mannen, een Europeaan en een Noord-Amerikaan, zitten in de lobby van een 5-sterren hotel in Monterrey, een stad in het noorden van Mexico. De Europeaan houdt voet bij stuk: “onze ministers voelen de hete adem van de antiglobalisten in hun nek, ze vrezen dat het kiezerspubliek niet zal begrijpen waarom deze conferentie geen nieuw geld oplevert voor de ontwikkelingslanden. Ze denken dat de ontevredenheid zal toenemen.”
“Hoezo, ontevredenheid?” De Noord-Amerikaan, die een aanzienlijk deel van de 800-koppige delegatie diplomaten uit de VS aanvoert, neemt een formele toon aan en declameert: “ons standpunt is en blijft dat financiering van ontwikkeling een fictie is: enkel vrije wereldhandel zal de ontwikkelingslanden vooruit helpen en armoede doen verdwijnen. “Overigens,” voegt hij er zonder zweem van ironie aan toe, “hebben jullie stevig mee gewerkt om deze slottekst goed te keuren…”
Een kleine pauze markeert wat het einde van het gesprek zou kunnen zijn. De Europese diplomaat voelt zich enigszins opgelaten. En alhoewel hij het antwoord van zijn gesprekspartner al kent gooit hij het toch over een andere boeg: “in Europa wint de stelling veld dat armoede een voedingsbodem is voor terrorisme.” Waarop de Noord-Amerikaan fulmineert: “Nonsens! Dat is nog nergens bewezen en bovendien, dat varkentje zal het Pentagon wel wassen. En begin niet met dat gezwets over een Internationaal Tribunaal, want daar doen we niet aan mee.” En na een korte pauze: “ach, laat ze dan wat unilaterale initiatieven nemen, een beetje schuldherschikking hier, wat meer hulp onder bevriende naties daar, het helpt niet maar het staat goed in een perscommuniqué.” Dat laatste zegt hij met haast onverholen minachting, enkel ingehouden door zijn afgemeten diplomatieke etiquette.
De twee vrienden gaan uit elkaar, elk naar hun vergaderingen, de Europeaan met gemengde gevoelens, zijn gesprekspartner met een triomferende glimlach op het gezicht.
Abonneren op:
Posts (Atom)