Het Belgische asielbeleid kende in september 1999 niet meer of minder dan een omwenteling. Er werd een volledig nieuw beleid uitgestippeld. Op papier althans. Voor Amnesty Vlaanderen zijn de vluchtelingenproblematiek en het asielbeleid in België een zorgenkindje. Op het secretariaat coördineert één man alle activiteiten daar rond. Sinds een half jaar wordt ook gewerkt aan het opzetten van een TCT (Thema-Coördinatie-Team) om de bredere beweging te betrekken bij deze moeilijke materie.
Toen in September 1999, één jaar na de dood van Semiru Adamu, werd aangekondigd dat het hele beleid zou herzien worden, werd Amnesty betrokken bij de voorbereidende vergadering op het centrum Leman. Duquesne had Jacques Jaumotte aangetrokken als consultant. Deze man zou op enkel maanden een nieuwe wet moeten schrijven. Om zich te informeren reisde hij heel Europa rond en vergaderde hij met heel wat NGO’s over de zaak. In mei van dit jaar werd het nieuwe plan aangekondigd als klaar maar dan hoorden we er niets meer over. Er zou onder de verschillende regeringspartijen een consensus bestaat om de uitvoering ervan uit te stellen tot na de gemeenteraadsverkiezingen. Voorlopig is het dus koffiedik kijken wat de uitvoering van de nieuwe wet betreft.
Ondertussen neemt Amnesty Vlaanderen haast geen individuele cases meer aan. Dat is trouwens een internationale trend. Case-werking vergt gewoon teveel tijd en energie. Op het secretariaat in Antwerpen werkt nu één voltijds tewerkgestelde per jaar. En dat terwijl er 80,000 asielaanvragers per jaar zijn. Niet te doen. Dus wordt alles gezet op beleidsbeïnvloeding en het uitwerken van voorstellen naar een kwalitatief hoogstaande procedure. De enkele individuele dossiers die toch nog worden opgevolgd (het IS vraagt AIVL een 10-tal dossiers per jaar te volgen) worden dan vaak gebruikt als voorbeeld. Voor het lobbywerk wordt er veel samen gewerkt met andere organisaties en asielinstanties. Vooral het OCIV (Overleg Centrum voor Integratie Vluchtelingen) in Brussel is een belangrijke partner. Zij hebben drie juristen in huis en samen met hen heeft Amnesty er al veel gezamenlijke acties op zitten. ‘Netwerking’ in de praktijk, als het ware.
De persoon die dat alles opvolgt in de Kerkstraat is de vluchtelingen-coördinator. Een job die heel wat taken behelst. Het eerste is het opvolgen van het Belgische asielbeleid, d.w.z. de wetgeving zelf, de problemen in verband met de uitwijzingen en detentie van asielzoekers en tenslotte een specifieke problematiek zoals deze van de minderjarige vluchtelingen. Ten tweede, het nemen van initiatieven op Europees niveau, zeg maar lobbywerk, in samenwerking met de Europese lobbygroep van Amnesty. Zo worden de Belgische Europarlementariërs benaderd om druk uit te oefenen. En hier is er een duidelijke link met het nationaal niveau. Duquesne gebruikt vaak het argument dat er op Europees niveau nog niets geregeld is, als excuus voor zijn immobilisme. “Maar België mag best een voortrekkersrol spelen,” zo zegt Tom Bogaert, vluchtelingencoördinator op het secretariaat in Antwerpen. “Er moet overigens dringend gewerkt worden aan de ‘demystificatie’ van de Europese werking. Vooral met Amnesty zijn we daar sterk in, want we beschikken over een professionele lobbygroep, waarin onder meer ook Albert Gans zit, en we hebben de materie stevig onder de knie. In dat verband is het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie binnenkort een belangrijke kans om met nieuwe voorstellen naar buiten te komen.“
Een derde taak is het opvolgen van de politieke actualiteit. Hier kan Amnesty kort op de bal spelen. Er wordt dan ook vaak gewerkt met de pers. In de zaak van Semiru Adamu en recenter dat van de Roma zigeuners verschenen opiniestukken in De Standaard en De Morgen. Er was sprake van een duidelijke link met mensenrechtenschendingen.
Tom Bogaert is jurist van opleiding. Een carrière aan de balie was echter niet aan hem besteedt. Hij deed zijn burgerdienst op het Klein Kasteeltje, waar hij in de eerstelijnsopvang van asielzoekers terechtkwam. En meteen was de toon gezet. Zijn eerste job was op het beruchte Commissariaat-Generaal voor de vluchtelingen en staatlozen waar hij vooral Afrikaanse dossiers te verwerken kreeg. Ervaring die naderhand goed van pas kwam toen Tom voor 2 jaar werd uitgestuurd door de VN als “assistent deskundige.” Bij zijn aansluitend werk, op het regionaal VN-kantoor in Kinshasa, kon hij de nasleep van de Rwanda-crises in 1996 van nabij volgen en later de laatste maanden van het Mobutu-régime. Vervolgens werd hij enkele maanden op missie gestuurd naar Burundi om de situatie van de Rwandese vluchtelingen te evalueren. En tenslotte anderhalf jaar naar Thailand waar hij verantwoordelijk was voor de bescherming van de Birmese vluchtelingen. Terug in België bleek dat Amnesty op zoek was naar een nieuwe vluchtelingencoördinator. Na een maand stoomcursus door zijn voorgangster Shaïda pakte Tom de Amnesty-stier bij de horens. Het was 1 september 1999, een jaar na de dood van Semiru Adamu. Wat hem vooral van pas kwam zijn de ervaringen en contacten op het Commissariaat-Generaal en andere organisaties. Want in zo’n moeilijke materie is het heel belangrijk verschillende klokken te horen luiden.
Het voorbije jaar werd er dan een Thema Coördinatie Team opgericht voor de vluchtelingenproblematiek. Net zoals bij de andere TCT’s die reeds bestaan binnen de werking, was het de bedoeling een groep mensen bijeen te krijgen buiten het secretariaat rond het thema asielzoekers. Zo was uit de beweging de behoefte geuit naar meer informatiedoorstroming. Tom Bogaert: “Want terwijl wij in de Kerkstraat met onze neus op de dingen zitten, is het niet eenvoudig op een geregelde en verstaanbare manier informatie te leveren over de actualiteit.” Zo wilde het secretariaat een denktank oprichten die op korte termijn analyses kan maken van de teksten die ze toegestuurd krijgen. Bijvoorbeeld een nota van de ministerraad. “Wij hebben een klankbord nodig om ideeën uit te wisselen alvorens erover te discussiëren. Dat laatste kan trouwens perfect per e-mail. Daarbij is het zeker niet de bedoeling dat de vluchtelingencoördinator het hoge woord heeft.”
donderdag, september 28, 2000
woensdag, september 27, 2000
Colombiaans Advocaat hangt aan de noodklok
Colombia is anno 2000 het gewelddadigste land in Zuid-Amerika. De Mensenrechten zijn een nog weinig aan te treffen bekommernis geworden, in een groot deel van het land zwaaien rechtse paramilitairen de plak. Met als drogreden de drugsbestrijding neemt de militarisering van het Andesland hallucinante vormen aan. Miguel Puerto probeert er iets aan te doen, hij was onlangs in ons land om getuigenis af te leggen.
Een zonnige vrijdagochtend in Brussel komt Miguel Puerto spreken over Colombia. Hij maakt deel uit van een advocatencollectief in de hoofdstad Bogotá dat zich inzet voor mensenrechtenorganisaties en -activisten (onder meer politieke gevangenen) die worden bedreigd en vervolgd. Met als gevolg dat ook zij zelf bedreigd worden. Het “Colectivo de Abogados José Alvear Restrepo” bestaat uit 9 advocaten. Miguel Puerto begint met zijn ervaringen als advocaat voor de organisatie Credhos (Reginaal comité voor de verdediging van de mensenrechten) in de noordelijke stad Barrancabermeja. Daar had op 16 mei 1998 een massamoord plaats door paramilitairen. “We hebben dossiers van de staatsveiligheid gevonden die wijzen op het medeweten en de steun van de overheid voor de gewelddadige groepen. Democratie en mensenrechten in Colombia zijn niet te vergelijken met die in andere landen. Statistieken tonen aan dat de toestand catastrofaal is. De voorbije 30 jaar zijn duizenden mensen verdwenen maar niemand is vervolgd, om de twee dagen verdwijnen gemiddeld 10 mensen.” Volgens Puerto is president Andrés Pastrana op de hoogte van het probleem én van de omvang. Hij wil echter niet optreden, waardoor de straffeloosheid hoogtij viert. ‘Verdwijningen' worden niet beschouwd als een misdaad.
“Paramilitairen zijn geen derde partij,” aldus Puerto. “Ze zijn verbonden aan de regering die de groeperingen gebruikt voor politieke genocide op haar tegenstrevers. Via het leger profiteren de paramilitairen mee van het defensiebudget en beide blijven ongestraft.” Militaire rechtbanken spreken geen straffen uit. Integendeel, repressie en vervolging door de regering is schering en inslag: mensenrechtenactivisten worden bedreigd en verdwijnen. Door het schrikbewind zijn veel activisten verplicht het land te verlaten. Er is een vuile oorlog gaande.”
De Colombiaanse overheid voelt zich gesterkt door de steun vanuit de Verenigde Staten. Dit land beloofde recent voor miljoenen dollars aan steun aan het ‘Plan Colombia,’ een ambitieus plan om de drugsproductie uit te roeien. Maar volgens vele waarnemers is het plan vooral militair ingevuld en druist het in tegen de Burgerlijke en Politieke Rechten. Miguel Puerto: “Het Plan is opgesteld onder het mom van de strijd tegen de drugshandel maar biedt geen garantie over de inzet van de militairen. Ze kunnen even goed ingezet worden om burgerdorpen te bombarderen. Er zijn nu al meer dan 1 miljoen ontheemden in Colombia, en dat cijfer kan nog verdubbelen.” De Noord-Amerikaanse steun zou gaan naar het leger, en vooral gebruikt worden voor een versterking van de militaire aanwezigheid in het zuiden waar het meeste van de coca verbouwd wordt. Dat is ook de regio waar de linkse guerrillero’s sterk staan. Het noorden zou dan echter buiten schot blijven terwijl daar het grootste deel van de verwerking van de coca plaats vindt, en bovendien de rechtse paramilitairen er erg sterk staan. Nu gebruiken de beide fracties geweld. Maar terwijl de guerrilla zich vooral richt tegen de overheid gaat het bij de paramilitairen om regelrechte terreur tegen de bevolking. Ze schuwen geen enkele methode. Willekeurige moorden, mensen doden voor de ogen van anderen als intimidatie etc
Zit er dan echt geen opening in de actuele situatie? Miguel Puerto: “toen het vredesproces werd besproken op internationaal niveau werden diverse bomaanslagen gepleegd. Er werd gezegd dat deze werd gepleegd door de guerrilla maar onafhankelijk onderzoek wees op betrokkenheid van (ex-)militairen om paniek te creëren en het vredesproces te torpederen.” Blijkbaar zijn er meerdere partijen die willen dat de oorlog blijft duren. “De inzet is macht en geld. De internationale gemeenschap moet dit inzien en de regering verplichtingen opleggen. Dat is nodig want momenteel escaleert de situatie totaal.”
Een zonnige vrijdagochtend in Brussel komt Miguel Puerto spreken over Colombia. Hij maakt deel uit van een advocatencollectief in de hoofdstad Bogotá dat zich inzet voor mensenrechtenorganisaties en -activisten (onder meer politieke gevangenen) die worden bedreigd en vervolgd. Met als gevolg dat ook zij zelf bedreigd worden. Het “Colectivo de Abogados José Alvear Restrepo” bestaat uit 9 advocaten. Miguel Puerto begint met zijn ervaringen als advocaat voor de organisatie Credhos (Reginaal comité voor de verdediging van de mensenrechten) in de noordelijke stad Barrancabermeja. Daar had op 16 mei 1998 een massamoord plaats door paramilitairen. “We hebben dossiers van de staatsveiligheid gevonden die wijzen op het medeweten en de steun van de overheid voor de gewelddadige groepen. Democratie en mensenrechten in Colombia zijn niet te vergelijken met die in andere landen. Statistieken tonen aan dat de toestand catastrofaal is. De voorbije 30 jaar zijn duizenden mensen verdwenen maar niemand is vervolgd, om de twee dagen verdwijnen gemiddeld 10 mensen.” Volgens Puerto is president Andrés Pastrana op de hoogte van het probleem én van de omvang. Hij wil echter niet optreden, waardoor de straffeloosheid hoogtij viert. ‘Verdwijningen' worden niet beschouwd als een misdaad.
“Paramilitairen zijn geen derde partij,” aldus Puerto. “Ze zijn verbonden aan de regering die de groeperingen gebruikt voor politieke genocide op haar tegenstrevers. Via het leger profiteren de paramilitairen mee van het defensiebudget en beide blijven ongestraft.” Militaire rechtbanken spreken geen straffen uit. Integendeel, repressie en vervolging door de regering is schering en inslag: mensenrechtenactivisten worden bedreigd en verdwijnen. Door het schrikbewind zijn veel activisten verplicht het land te verlaten. Er is een vuile oorlog gaande.”
De Colombiaanse overheid voelt zich gesterkt door de steun vanuit de Verenigde Staten. Dit land beloofde recent voor miljoenen dollars aan steun aan het ‘Plan Colombia,’ een ambitieus plan om de drugsproductie uit te roeien. Maar volgens vele waarnemers is het plan vooral militair ingevuld en druist het in tegen de Burgerlijke en Politieke Rechten. Miguel Puerto: “Het Plan is opgesteld onder het mom van de strijd tegen de drugshandel maar biedt geen garantie over de inzet van de militairen. Ze kunnen even goed ingezet worden om burgerdorpen te bombarderen. Er zijn nu al meer dan 1 miljoen ontheemden in Colombia, en dat cijfer kan nog verdubbelen.” De Noord-Amerikaanse steun zou gaan naar het leger, en vooral gebruikt worden voor een versterking van de militaire aanwezigheid in het zuiden waar het meeste van de coca verbouwd wordt. Dat is ook de regio waar de linkse guerrillero’s sterk staan. Het noorden zou dan echter buiten schot blijven terwijl daar het grootste deel van de verwerking van de coca plaats vindt, en bovendien de rechtse paramilitairen er erg sterk staan. Nu gebruiken de beide fracties geweld. Maar terwijl de guerrilla zich vooral richt tegen de overheid gaat het bij de paramilitairen om regelrechte terreur tegen de bevolking. Ze schuwen geen enkele methode. Willekeurige moorden, mensen doden voor de ogen van anderen als intimidatie etc
Zit er dan echt geen opening in de actuele situatie? Miguel Puerto: “toen het vredesproces werd besproken op internationaal niveau werden diverse bomaanslagen gepleegd. Er werd gezegd dat deze werd gepleegd door de guerrilla maar onafhankelijk onderzoek wees op betrokkenheid van (ex-)militairen om paniek te creëren en het vredesproces te torpederen.” Blijkbaar zijn er meerdere partijen die willen dat de oorlog blijft duren. “De inzet is macht en geld. De internationale gemeenschap moet dit inzien en de regering verplichtingen opleggen. Dat is nodig want momenteel escaleert de situatie totaal.”
donderdag, augustus 31, 2000
Amnesty kan Braziliaanse mensenrechtencentra ondersteunen
In Brazilië leven meer dan 12 miljoen kinderen op straat. In de krottenwijken rond Rio de Janeiro zwerven 100.000 kinderen rond. Ze leven van wat de straat hen biedt en organiseren zich in straatbendes. Ze stelen of bedelen om in leven te blijven, ze snuiven lijm, zijn aan de drugs, zitten in de prostitutie. Het zijn slachtoffers van een maatschappij waar geen plaats is voor armen.
Sinds 1985 werkt de Vlaming Jan Daniëls, samen met zijn Braziliaanse echtgenote Athamis Barbosa in Sao Martinho. Onlangs kwam hij in België het hebben over een nieuw project rond preventie en reïntegratie. We starten ons gesprek met de vaststelling dat mensenrechten een belangrijk thema zijn in het Brazilië van vandaag.
“In 1988 hebben we de ‘democratisering’ meegemaakt na de dictatuur.”
Een van de resultaten daarvan is dat Brazilië op papier een heel progressieve wetgeving heeft. Vrije meningsuiting, kinderen- en vrouwenrechten worden hoog in het vaandel gedragen. In de praktijk blijft die wet echter dode letter. De democratisering verloopt moeilijk. Alle politieke en economische macht zit nog steeds in dezelfde handen als vroeger. Dezelfde militairen uit de dictatuur, de industriëlen - ze zitten nog allemaal in het zadel.
De programma’s van het IMF werden rigoureus uitgevoerd en momenteel is het land een heus investeringsparadijs voor bedrijven. Tegelijkertijd is er nog nooit zo gesnoeid in sociale programma’s. De steeds aangroeiende massa armen zijn er ondertussen erger aan toe dan onder de dictatuur. Vanuit de kazerne werd nog een populistisch beleid gevoerd met een aantal minimale sociale voordelen om het volk zoet te houden.
Nu is er enkel nog een absoluut wild kapitalisme met als resultaat een veel grotere kloof tussen arm en rijk: bij 5 % van de bevolking vind je een enorme kapitaal concentratie terwijl 70 % veel armer geworden is.
Privatisering van vele staatsbedrijven is op een zeer corrupte manier verlopen. Zo is het grootste mijnbedrijf ter wereld, Rio Dose, verkocht aan 10% van de normale prijs en dat vlak nadat er de grootste aders ter wereld waren gevonden.
Bij de media wordt alle kritiek systematisch weggeknipt.
Onlangs zei de Braziliaanse regering dat het probleem van de straatkinderen opgelost is. Hoe is dat te begrijpen? “Officieel zijn er nog slechts 10.000 in heel het land. De president is enorm aan het investeren in public relations, hij heeft nog nooit zoveel gereisd. Schattingen van onafhankelijke organisaties spreken van 30.000 en ongeveer 50.000 semi-straatkinderen, dat zijn onder meer schoenpoetsertjes die vaak op straat slapen om een dure busrit uit te sparen
Noodlanding
“Onze NGO probeert deze straatkinderen op te vangen die rondzwerven in het centrum en ook in de toeristische buurten. Wij bieden hen een noodlanding aan met basisdiensten zoals 3 maaltijden per dag, Tweedehandskledij, een dokter... Preventief proberen we de kinderen van de straat te houden, in eerste instantie met een volledig opendeur systeem. Allen hebben ze het gesloten internaat meegemaakt waar ze, bij speciale gelegenheden (pausbezoek, carnaval, bezoek van Amerikaanse president etc) steevast worden ingestopt. Achteraf werden ze dan telkens weer de straat op gegooid.
In tweede instantie hebben we ook educatieve en kleine economische activiteiten. Alfabetisering, de opbouw van een sociaal leven stimuleren via onder meer voetbal en muziek - deze laatste twee zijn alomtegenwoordig in Brazilië. In creatieve ateliers leren ze dingen maken. Zo heb je een houtatelier, het werken met machines wordt aangeleerd, zo worden er kleine houten speelgoedjes gemaakt.
Voor schoenpoetsertjes hebben we een coöperatief stelsel opgezet, met een maandloon dat wat hoger ligt dan wat ze normaal verdienen. Kijk, het gaat eigenlijk om fiscale vluchtelingen vanuit de favella’s, vanaf 8 à 9 jaar worden ze aangespoord om buiten de krottenwijken geld te gaan verdienen. In de media is de negatieve beeldvorming aan de orde van de dag. Bij 14-jarigen hebben ze het over “zware criminelen.”
Momenteel geven we ook al aan 750 jongeren werk bij staats- en privébedrijven. Deze krijgen daarvoor belastingsaftrek.
Eén van onze succesprojecten is een ijsroomatelier in de kelders van het grootste sportstadium ter wereld. Dit is ondertussen zelfvoorzienend en is het resultaat van een partnership met het ministerie van justitie. Men heeft vastgesteld dat elke 120 $ die op deze manier in de jongeren geinvesteerd zijn, elke maand 80% resultaat oplevert. In de staatsgevangenis is het omgekeerd.
Verder doen we ook preventief werk in 6 à 7 krottenwijken waar politiebendes zowel als de drugshandel zeer geweldadig te werk gaan. Dat maakt die buurten een pré-reservoir van straatkinderen. Er wonen heel veel jonge moeders en éénoudergezinnen. We hebben er preventieve centra opgericht met onder meer kinderkribbes die werken met vrijwilligers. Zo kunnen de kinderen opgevangen worden terwijl de vrouw gaat werken. Er worden ook knutselateliers en alfabetiseringscursussen voor volwassenen gegeven. Bellangrijk is ook de ondersteuning die we geven aan wijkorganisaties. En het werkt; we hebben gemerkt dat waar zo’n centra actief is, de migratie naar het centrum bijna tot nul herleid is. De grondkrachten in de werking zijn vrouwen - die zich moeten overeind houden in een machismo-cultuur.
In Sao Martinho investeren we stevig in vorming van begeleiders. Ze komen zelf ook uit de krottenwijken en zijn heel gemotiveerd, ze kennen het harde leven van binnenuit. De basis is “empowerment”
Verder hebben we ook een kinderrechtencentrum waar verschillende kinderadvocaten werkzaam zijn. Zij kennen de verschillende mechanismen waardoor de kinderen in de miserie raken en proberen de straffeloosheid te doorbreken van agressoren die het gemunt hebben op hen. Dat heeft de voorbije jaren enkele bescheiden successen opgeleverd. Zo werden verschillende militairen voor de rechter gebracht. Door een wetswijziging van begin 1997 kunnen zij ook voor een burgerrechter gebracht worden, als er voldoende bewijzen zijn.
Jan Daniëls haalt een voorbeeld aan: “in 1998 werden er 4 kinderen vermoord voor een poort, het was in het centrum van de stad, tijdens het spitsuur, terwijl honderden auto’s voorbij reden. De lijken bleven urenlang op straat liggen. Een 13-jarig jongetje was getuige, ondermeer hoe een politieagent stond te kijken op de schietpartij en even later wegwandelde. Het jongetje had luid gezongen en was onder invloed van lijm maar had een fotografisch geheugen. Hij werd op vier uur buiten de stad gebracht en kreeg daar ondersteuning. Dankzij die getuigenis kon een luitenant van de miltitaire politie die al ettelijke kinderen had vermoord, opgepakt worden. De man zit nu in voorarrest, er werd een hoorzitting gorganiseerd vanuit het beschermingsadres van het jongetje. In een ander gelijkaardig geval martelde een doodseskader een jonge getuige met glasscherven. De leider van die bende werd veroordeeld tot 36 jaar. We streven ernaar om een reeks modelprocessen op gang te brengen om een multiplicatoreffect te bereiken. Vele kleine mensenrechtencentra verbinden zich tot een heel netwerk. Daarbij is internationale steun heel belangrijk. Bijvoorbeeld de wereldwijde briefschrijfacties van Amnesty: die kunnen het tij doen keren.
De mensenrechtencentra zijn nog nooit zo succesvol geweest en er is reden voor een relatief optimisme.
Amnesty organiseert rond de zware schendingen een werelddossier. Leden uit de hele wereld zouden dan brieven kunnen sturen naar het “staatssekretariaat voor openbare veiligheid” om verantwoording te vragen. Deze dienst verenigt het hoofd van de politie, staatsveiligheid, geheime politie etc. Als van alle brieven een kopie naar Sao Martinho worden gestuurd dan kunnen ze niet zeggen dat ze niet aankwamen. Zou zou 1 tot 2 maand actie moeten gevoerd worden op concrete dossiers zoals de kindergevangenis. Na de actie zou een delegatie van Amnesty met Jan Daniëls de gebundelde copies moeten gaan afgeven aan de gouverneur of de staatsekretaris.
A.I. heeft daarvoor al aan Sao Martinho een voorstel gevraagd voor de concrete actie. Op het staatssekretariaat zegt men dat de toestand al veel verbeterd is, wij kunnen het tegendeel bewijzen.
De info zou kunnen gaan naar lokale groepen hier met als bijkomend voordeel dat Jan Daniëls Vlaming is.
Sinds 1985 werkt de Vlaming Jan Daniëls, samen met zijn Braziliaanse echtgenote Athamis Barbosa in Sao Martinho. Onlangs kwam hij in België het hebben over een nieuw project rond preventie en reïntegratie. We starten ons gesprek met de vaststelling dat mensenrechten een belangrijk thema zijn in het Brazilië van vandaag.
“In 1988 hebben we de ‘democratisering’ meegemaakt na de dictatuur.”
Een van de resultaten daarvan is dat Brazilië op papier een heel progressieve wetgeving heeft. Vrije meningsuiting, kinderen- en vrouwenrechten worden hoog in het vaandel gedragen. In de praktijk blijft die wet echter dode letter. De democratisering verloopt moeilijk. Alle politieke en economische macht zit nog steeds in dezelfde handen als vroeger. Dezelfde militairen uit de dictatuur, de industriëlen - ze zitten nog allemaal in het zadel.
De programma’s van het IMF werden rigoureus uitgevoerd en momenteel is het land een heus investeringsparadijs voor bedrijven. Tegelijkertijd is er nog nooit zo gesnoeid in sociale programma’s. De steeds aangroeiende massa armen zijn er ondertussen erger aan toe dan onder de dictatuur. Vanuit de kazerne werd nog een populistisch beleid gevoerd met een aantal minimale sociale voordelen om het volk zoet te houden.
Nu is er enkel nog een absoluut wild kapitalisme met als resultaat een veel grotere kloof tussen arm en rijk: bij 5 % van de bevolking vind je een enorme kapitaal concentratie terwijl 70 % veel armer geworden is.
Privatisering van vele staatsbedrijven is op een zeer corrupte manier verlopen. Zo is het grootste mijnbedrijf ter wereld, Rio Dose, verkocht aan 10% van de normale prijs en dat vlak nadat er de grootste aders ter wereld waren gevonden.
Bij de media wordt alle kritiek systematisch weggeknipt.
Onlangs zei de Braziliaanse regering dat het probleem van de straatkinderen opgelost is. Hoe is dat te begrijpen? “Officieel zijn er nog slechts 10.000 in heel het land. De president is enorm aan het investeren in public relations, hij heeft nog nooit zoveel gereisd. Schattingen van onafhankelijke organisaties spreken van 30.000 en ongeveer 50.000 semi-straatkinderen, dat zijn onder meer schoenpoetsertjes die vaak op straat slapen om een dure busrit uit te sparen
Noodlanding
“Onze NGO probeert deze straatkinderen op te vangen die rondzwerven in het centrum en ook in de toeristische buurten. Wij bieden hen een noodlanding aan met basisdiensten zoals 3 maaltijden per dag, Tweedehandskledij, een dokter... Preventief proberen we de kinderen van de straat te houden, in eerste instantie met een volledig opendeur systeem. Allen hebben ze het gesloten internaat meegemaakt waar ze, bij speciale gelegenheden (pausbezoek, carnaval, bezoek van Amerikaanse president etc) steevast worden ingestopt. Achteraf werden ze dan telkens weer de straat op gegooid.
In tweede instantie hebben we ook educatieve en kleine economische activiteiten. Alfabetisering, de opbouw van een sociaal leven stimuleren via onder meer voetbal en muziek - deze laatste twee zijn alomtegenwoordig in Brazilië. In creatieve ateliers leren ze dingen maken. Zo heb je een houtatelier, het werken met machines wordt aangeleerd, zo worden er kleine houten speelgoedjes gemaakt.
Voor schoenpoetsertjes hebben we een coöperatief stelsel opgezet, met een maandloon dat wat hoger ligt dan wat ze normaal verdienen. Kijk, het gaat eigenlijk om fiscale vluchtelingen vanuit de favella’s, vanaf 8 à 9 jaar worden ze aangespoord om buiten de krottenwijken geld te gaan verdienen. In de media is de negatieve beeldvorming aan de orde van de dag. Bij 14-jarigen hebben ze het over “zware criminelen.”
Momenteel geven we ook al aan 750 jongeren werk bij staats- en privébedrijven. Deze krijgen daarvoor belastingsaftrek.
Eén van onze succesprojecten is een ijsroomatelier in de kelders van het grootste sportstadium ter wereld. Dit is ondertussen zelfvoorzienend en is het resultaat van een partnership met het ministerie van justitie. Men heeft vastgesteld dat elke 120 $ die op deze manier in de jongeren geinvesteerd zijn, elke maand 80% resultaat oplevert. In de staatsgevangenis is het omgekeerd.
Verder doen we ook preventief werk in 6 à 7 krottenwijken waar politiebendes zowel als de drugshandel zeer geweldadig te werk gaan. Dat maakt die buurten een pré-reservoir van straatkinderen. Er wonen heel veel jonge moeders en éénoudergezinnen. We hebben er preventieve centra opgericht met onder meer kinderkribbes die werken met vrijwilligers. Zo kunnen de kinderen opgevangen worden terwijl de vrouw gaat werken. Er worden ook knutselateliers en alfabetiseringscursussen voor volwassenen gegeven. Bellangrijk is ook de ondersteuning die we geven aan wijkorganisaties. En het werkt; we hebben gemerkt dat waar zo’n centra actief is, de migratie naar het centrum bijna tot nul herleid is. De grondkrachten in de werking zijn vrouwen - die zich moeten overeind houden in een machismo-cultuur.
In Sao Martinho investeren we stevig in vorming van begeleiders. Ze komen zelf ook uit de krottenwijken en zijn heel gemotiveerd, ze kennen het harde leven van binnenuit. De basis is “empowerment”
Verder hebben we ook een kinderrechtencentrum waar verschillende kinderadvocaten werkzaam zijn. Zij kennen de verschillende mechanismen waardoor de kinderen in de miserie raken en proberen de straffeloosheid te doorbreken van agressoren die het gemunt hebben op hen. Dat heeft de voorbije jaren enkele bescheiden successen opgeleverd. Zo werden verschillende militairen voor de rechter gebracht. Door een wetswijziging van begin 1997 kunnen zij ook voor een burgerrechter gebracht worden, als er voldoende bewijzen zijn.
Jan Daniëls haalt een voorbeeld aan: “in 1998 werden er 4 kinderen vermoord voor een poort, het was in het centrum van de stad, tijdens het spitsuur, terwijl honderden auto’s voorbij reden. De lijken bleven urenlang op straat liggen. Een 13-jarig jongetje was getuige, ondermeer hoe een politieagent stond te kijken op de schietpartij en even later wegwandelde. Het jongetje had luid gezongen en was onder invloed van lijm maar had een fotografisch geheugen. Hij werd op vier uur buiten de stad gebracht en kreeg daar ondersteuning. Dankzij die getuigenis kon een luitenant van de miltitaire politie die al ettelijke kinderen had vermoord, opgepakt worden. De man zit nu in voorarrest, er werd een hoorzitting gorganiseerd vanuit het beschermingsadres van het jongetje. In een ander gelijkaardig geval martelde een doodseskader een jonge getuige met glasscherven. De leider van die bende werd veroordeeld tot 36 jaar. We streven ernaar om een reeks modelprocessen op gang te brengen om een multiplicatoreffect te bereiken. Vele kleine mensenrechtencentra verbinden zich tot een heel netwerk. Daarbij is internationale steun heel belangrijk. Bijvoorbeeld de wereldwijde briefschrijfacties van Amnesty: die kunnen het tij doen keren.
De mensenrechtencentra zijn nog nooit zo succesvol geweest en er is reden voor een relatief optimisme.
Amnesty organiseert rond de zware schendingen een werelddossier. Leden uit de hele wereld zouden dan brieven kunnen sturen naar het “staatssekretariaat voor openbare veiligheid” om verantwoording te vragen. Deze dienst verenigt het hoofd van de politie, staatsveiligheid, geheime politie etc. Als van alle brieven een kopie naar Sao Martinho worden gestuurd dan kunnen ze niet zeggen dat ze niet aankwamen. Zou zou 1 tot 2 maand actie moeten gevoerd worden op concrete dossiers zoals de kindergevangenis. Na de actie zou een delegatie van Amnesty met Jan Daniëls de gebundelde copies moeten gaan afgeven aan de gouverneur of de staatsekretaris.
A.I. heeft daarvoor al aan Sao Martinho een voorstel gevraagd voor de concrete actie. Op het staatssekretariaat zegt men dat de toestand al veel verbeterd is, wij kunnen het tegendeel bewijzen.
De info zou kunnen gaan naar lokale groepen hier met als bijkomend voordeel dat Jan Daniëls Vlaming is.
donderdag, januari 27, 2000
Vluchtelingencrises in Oost-Timor - Doffe plek in de Gordel van Smaragd
In September 1999 keek de wereld toe hoe de crisis zich ontvouwde in het oude Portugese wingewest Oost-Timor. Nadat het grootste deel van de bevolking in de eerste vrije verkiezingen had gekozen voor de onafhankelijkheid, dreven paramilitaire milities 75% van de bevolking uit hun huizen. Een massale vluchtelingenstroom bracht tienduizenden de grens over waar ze nog steeds verblijven in inderhaast opgerichte kampen.
Indonesië beleefde één van de meest tumultueuze jaren in zijn moderne geschiedenis. De economische ineenstorting van 1997 wakkerde de kreten naar politieke verandering enorm aan. Uiteindelijk leidde dat tot het einde van de dertigjarige heerschappij van Suharto in Mei 1998. Zijn opvolger en beschermeling, vice-president B.J. Habibie, probeerde zichzelf te distantiëren van zijn voorganger door politieke gevangenen vrij te laten, het lang ingeburgerde repressie-apparaat te ontmantelen en vrije verkiezingen op de agenda te zetten. Geen van deze maatregelen gaven hem veel legitimiteit in de ogen van een sceptische bevolking. Het leger, traditioneel het machtigste instituut na de president, leek zwakker dan ooit en meer en meer misbruiken kwamen aan het licht. Stijgende prijzen, voedseltekorten en enorme werkloosheid brachten uitbarstingen van geweld met zich mee. Arme maar bodemrijke regio’s gebruikten de nieuwe wind om hun ontvoogdingsambities alle zeilen bij te zetten. Deze eisen, samen met nieuwe stappen die op hoog niveau gezet werden tussen Portugal en Indonesië over politieke autonomie voor Oost-Timor zette het aloude debat over federalisme weer op de sporen. Wijd verspreide angsten over de mogelijke desintegratie van het land konden niet uitblijven.
Ontheemden. Op Oost-Timor was de bevolking ondertussen ten prooi gevallen aan allerlei paramilitaire milities. Alles wijst erop dat deze groepen getraind zijn door het Indonesische leger en de Nationale Politie. Ze werden eind 1998 opgericht en gebruikten bedreigingen, intimidatie en regelrecht geweld om een pro-Indonesische stemming bij de bevolking te forceren. Tienduizenden ontkwamen naar de heuvels, meer dan een kwart miljoen anderen vluchtten of werden met geweld verjaagd, meestal over de grens naar West Timor.
Oost-Timor zelf is nu vrij van militiegeweld. Maar voor een geschatte 100 à 150.000 vluchtelingen in West-Timor is de crisis allesbehalve over. Onlangs keerde een onderzoeksteam van Amnesty terug van de regio. Ze bracht verhalen mee van voortdurende bedreigingen, intimidaties en afpersingen. In sommige gevallen is er sprake van moordpartijen, ‘verdwijningen’ en seksueel geweld. De ontheemden lopen voortdurend het risico mishandeld te worden. Vooral getuigenissen van geweld tegen vrouwen zijn hardnekkig. Verschillende bronnen gewagen van verkrachtingen en ontvoeringen met de bedoeling de slachtoffers te dwingen tot prostitutie. Amnesty is bezorgd dat, waar toegang tot de kampen niet behoorlijk bewaakt is, vrouwen en meisjes bijzonder kwetsbaar zijn voor deze praktijken.
Aanwezigheid van nog steeds dezelfde paramilitaire milities en gebrek aan veiligheidsgaranties blijven een hypotheek leggen op de vrijwillige en veilige terugkeer van de vluchtelingen. Hun drieste activiteiten worden nu nog steeds vlotjes door de vingers gezien door de Indonesische autoriteiten. Wat maakt dat ze de facto het predikaat ‘onschendbaar’ hebben verworven. Alsof dat nog niet genoeg is verergeren regens de situaties in de slecht uitgeruste kampen. Sommige delen van de kampen lopen onder, wateraanvoer en sanitair zijn onvoldoende en het water is bovendien van slechte kwaliteit. Velen leven onder geïmproviseerde shelters van zeildoek, plastic of zelfs bladeren, nauwelijks een bescherming tegen zware regenval. Voorspelbaar gevolg: chronische diarree, malaria en tbc steken de kop op.
Terug naar huis. Een lichte verbetering in de veiligheidssituatie eind november vorig jaar zorgde voor een betere toegang tot de kampen voor de internationale humanitaire organisaties. Dringende medische hulpverlening en bijstand bij de repatriëring waren nu mogelijk. De situatie blijft echter precair en het aantal teruggekeerden is klein. Amnesty vreest dat vele vluchtelingen nog steeds belet worden terug te keren. Diegenen die de stap wagen hebben veel kans afgeperst of aangevallen te worden aan de grens. Ook krijgen ze weinig of geen informatie over de situatie in hun thuisland.
Oost-Timor is verwoest. Tienduizenden Oost-Timorezen kunnen niet mee werken aan de heropbouw van hun land omdat hun terugkeer belet wordt. De crisis zal niet voorbij zijn voor de vluchtelingen weer thuis zijn en de mensenrechtenschendingen gestopt zijn. Amnesty roept de regering in Jakarta op om 1° de vluchtelingen te beschermen, 2° de milities te ontwapenen, 3° mensenrechtenschenders voor de rechter te brengen, 4° humanitaire hulporganisaties de vrije toegang tot de kampen te verzekeren en te zorgen dat zij die het nodig hebben de hulp ook krijgen, 5° samen te werken met het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de VN om de terugkeer te begeleiden. Tenslotte, 5° ervoor te zorgen dat ze hun basisrechten kunnen uitoefenen, inclusief het verlaten van het land.
Van de internationale gemeenschap vraagt Amnesty dat ze 1° druk uitoefent om Indonesië er toe aan te zetten al deze verplichtingen na te leven, 2° voldoende financiële middelen voorziet voor het Commissariaat en zijn activiteiten voor de bescherming van vluchtelingen. En 3° ervoor zorgt dat elk terugkeer programma begeleid wordt door maatregelen om de veiligheid van de vluchtelingen te waarborgen, inbegrepen tegen aanvallen van lokale inwoners.
Tot op vandaag laat het land op de gordel van Smaragd zich weinig gelegen liggen aan de bestaande afspraken. Dat moet veranderen.
Indonesië beleefde één van de meest tumultueuze jaren in zijn moderne geschiedenis. De economische ineenstorting van 1997 wakkerde de kreten naar politieke verandering enorm aan. Uiteindelijk leidde dat tot het einde van de dertigjarige heerschappij van Suharto in Mei 1998. Zijn opvolger en beschermeling, vice-president B.J. Habibie, probeerde zichzelf te distantiëren van zijn voorganger door politieke gevangenen vrij te laten, het lang ingeburgerde repressie-apparaat te ontmantelen en vrije verkiezingen op de agenda te zetten. Geen van deze maatregelen gaven hem veel legitimiteit in de ogen van een sceptische bevolking. Het leger, traditioneel het machtigste instituut na de president, leek zwakker dan ooit en meer en meer misbruiken kwamen aan het licht. Stijgende prijzen, voedseltekorten en enorme werkloosheid brachten uitbarstingen van geweld met zich mee. Arme maar bodemrijke regio’s gebruikten de nieuwe wind om hun ontvoogdingsambities alle zeilen bij te zetten. Deze eisen, samen met nieuwe stappen die op hoog niveau gezet werden tussen Portugal en Indonesië over politieke autonomie voor Oost-Timor zette het aloude debat over federalisme weer op de sporen. Wijd verspreide angsten over de mogelijke desintegratie van het land konden niet uitblijven.
Ontheemden. Op Oost-Timor was de bevolking ondertussen ten prooi gevallen aan allerlei paramilitaire milities. Alles wijst erop dat deze groepen getraind zijn door het Indonesische leger en de Nationale Politie. Ze werden eind 1998 opgericht en gebruikten bedreigingen, intimidatie en regelrecht geweld om een pro-Indonesische stemming bij de bevolking te forceren. Tienduizenden ontkwamen naar de heuvels, meer dan een kwart miljoen anderen vluchtten of werden met geweld verjaagd, meestal over de grens naar West Timor.
Oost-Timor zelf is nu vrij van militiegeweld. Maar voor een geschatte 100 à 150.000 vluchtelingen in West-Timor is de crisis allesbehalve over. Onlangs keerde een onderzoeksteam van Amnesty terug van de regio. Ze bracht verhalen mee van voortdurende bedreigingen, intimidaties en afpersingen. In sommige gevallen is er sprake van moordpartijen, ‘verdwijningen’ en seksueel geweld. De ontheemden lopen voortdurend het risico mishandeld te worden. Vooral getuigenissen van geweld tegen vrouwen zijn hardnekkig. Verschillende bronnen gewagen van verkrachtingen en ontvoeringen met de bedoeling de slachtoffers te dwingen tot prostitutie. Amnesty is bezorgd dat, waar toegang tot de kampen niet behoorlijk bewaakt is, vrouwen en meisjes bijzonder kwetsbaar zijn voor deze praktijken.
Aanwezigheid van nog steeds dezelfde paramilitaire milities en gebrek aan veiligheidsgaranties blijven een hypotheek leggen op de vrijwillige en veilige terugkeer van de vluchtelingen. Hun drieste activiteiten worden nu nog steeds vlotjes door de vingers gezien door de Indonesische autoriteiten. Wat maakt dat ze de facto het predikaat ‘onschendbaar’ hebben verworven. Alsof dat nog niet genoeg is verergeren regens de situaties in de slecht uitgeruste kampen. Sommige delen van de kampen lopen onder, wateraanvoer en sanitair zijn onvoldoende en het water is bovendien van slechte kwaliteit. Velen leven onder geïmproviseerde shelters van zeildoek, plastic of zelfs bladeren, nauwelijks een bescherming tegen zware regenval. Voorspelbaar gevolg: chronische diarree, malaria en tbc steken de kop op.
Terug naar huis. Een lichte verbetering in de veiligheidssituatie eind november vorig jaar zorgde voor een betere toegang tot de kampen voor de internationale humanitaire organisaties. Dringende medische hulpverlening en bijstand bij de repatriëring waren nu mogelijk. De situatie blijft echter precair en het aantal teruggekeerden is klein. Amnesty vreest dat vele vluchtelingen nog steeds belet worden terug te keren. Diegenen die de stap wagen hebben veel kans afgeperst of aangevallen te worden aan de grens. Ook krijgen ze weinig of geen informatie over de situatie in hun thuisland.
Oost-Timor is verwoest. Tienduizenden Oost-Timorezen kunnen niet mee werken aan de heropbouw van hun land omdat hun terugkeer belet wordt. De crisis zal niet voorbij zijn voor de vluchtelingen weer thuis zijn en de mensenrechtenschendingen gestopt zijn. Amnesty roept de regering in Jakarta op om 1° de vluchtelingen te beschermen, 2° de milities te ontwapenen, 3° mensenrechtenschenders voor de rechter te brengen, 4° humanitaire hulporganisaties de vrije toegang tot de kampen te verzekeren en te zorgen dat zij die het nodig hebben de hulp ook krijgen, 5° samen te werken met het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de VN om de terugkeer te begeleiden. Tenslotte, 5° ervoor te zorgen dat ze hun basisrechten kunnen uitoefenen, inclusief het verlaten van het land.
Van de internationale gemeenschap vraagt Amnesty dat ze 1° druk uitoefent om Indonesië er toe aan te zetten al deze verplichtingen na te leven, 2° voldoende financiële middelen voorziet voor het Commissariaat en zijn activiteiten voor de bescherming van vluchtelingen. En 3° ervoor zorgt dat elk terugkeer programma begeleid wordt door maatregelen om de veiligheid van de vluchtelingen te waarborgen, inbegrepen tegen aanvallen van lokale inwoners.
Tot op vandaag laat het land op de gordel van Smaragd zich weinig gelegen liggen aan de bestaande afspraken. Dat moet veranderen.
Trefwoorden
Oost-Timor,
reportage
Abonneren op:
Posts (Atom)