donderdag, september 28, 2000

Amnesty doet wat aan het Belgische vluchtelingenbeleid

Het Belgische asielbeleid kende in september 1999 niet meer of minder dan een omwenteling. Er werd een volledig nieuw beleid uitgestippeld. Op papier althans. Voor Amnesty Vlaanderen zijn de vluchtelingenproblematiek en het asielbeleid in België een zorgenkindje. Op het secretariaat coördineert één man alle activiteiten daar rond. Sinds een half jaar wordt ook gewerkt aan het opzetten van een TCT (Thema-Coördinatie-Team) om de bredere beweging te betrekken bij deze moeilijke materie.

Toen in September 1999, één jaar na de dood van Semiru Adamu, werd aangekondigd dat het hele beleid zou herzien worden, werd Amnesty betrokken bij de voorbereidende vergadering op het centrum Leman. Duquesne had Jacques Jaumotte aangetrokken als consultant. Deze man zou op enkel maanden een nieuwe wet moeten schrijven. Om zich te informeren reisde hij heel Europa rond en vergaderde hij met heel wat NGO’s over de zaak. In mei van dit jaar werd het nieuwe plan aangekondigd als klaar maar dan hoorden we er niets meer over. Er zou onder de verschillende regeringspartijen een consensus bestaat om de uitvoering ervan uit te stellen tot na de gemeenteraadsverkiezingen. Voorlopig is het dus koffiedik kijken wat de uitvoering van de nieuwe wet betreft.
Ondertussen neemt Amnesty Vlaanderen haast geen individuele cases meer aan. Dat is trouwens een internationale trend. Case-werking vergt gewoon teveel tijd en energie. Op het secretariaat in Antwerpen werkt nu één voltijds tewerkgestelde per jaar. En dat terwijl er 80,000 asielaanvragers per jaar zijn. Niet te doen. Dus wordt alles gezet op beleidsbeïnvloeding en het uitwerken van voorstellen naar een kwalitatief hoogstaande procedure. De enkele individuele dossiers die toch nog worden opgevolgd (het IS vraagt AIVL een 10-tal dossiers per jaar te volgen) worden dan vaak gebruikt als voorbeeld. Voor het lobbywerk wordt er veel samen gewerkt met andere organisaties en asielinstanties. Vooral het OCIV (Overleg Centrum voor Integratie Vluchtelingen) in Brussel is een belangrijke partner. Zij hebben drie juristen in huis en samen met hen heeft Amnesty er al veel gezamenlijke acties op zitten. ‘Netwerking’ in de praktijk, als het ware.

De persoon die dat alles opvolgt in de Kerkstraat is de vluchtelingen-coördinator. Een job die heel wat taken behelst. Het eerste is het opvolgen van het Belgische asielbeleid, d.w.z. de wetgeving zelf, de problemen in verband met de uitwijzingen en detentie van asielzoekers en tenslotte een specifieke problematiek zoals deze van de minderjarige vluchtelingen. Ten tweede, het nemen van initiatieven op Europees niveau, zeg maar lobbywerk, in samenwerking met de Europese lobbygroep van Amnesty. Zo worden de Belgische Europarlementariërs benaderd om druk uit te oefenen. En hier is er een duidelijke link met het nationaal niveau. Duquesne gebruikt vaak het argument dat er op Europees niveau nog niets geregeld is, als excuus voor zijn immobilisme. “Maar België mag best een voortrekkersrol spelen,” zo zegt Tom Bogaert, vluchtelingencoördinator op het secretariaat in Antwerpen. “Er moet overigens dringend gewerkt worden aan de ‘demystificatie’ van de Europese werking. Vooral met Amnesty zijn we daar sterk in, want we beschikken over een professionele lobbygroep, waarin onder meer ook Albert Gans zit, en we hebben de materie stevig onder de knie. In dat verband is het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie binnenkort een belangrijke kans om met nieuwe voorstellen naar buiten te komen.“
Een derde taak is het opvolgen van de politieke actualiteit. Hier kan Amnesty kort op de bal spelen. Er wordt dan ook vaak gewerkt met de pers. In de zaak van Semiru Adamu en recenter dat van de Roma zigeuners verschenen opiniestukken in De Standaard en De Morgen. Er was sprake van een duidelijke link met mensenrechtenschendingen.

Tom Bogaert is jurist van opleiding. Een carrière aan de balie was echter niet aan hem besteedt. Hij deed zijn burgerdienst op het Klein Kasteeltje, waar hij in de eerstelijnsopvang van asielzoekers terechtkwam. En meteen was de toon gezet. Zijn eerste job was op het beruchte Commissariaat-Generaal voor de vluchtelingen en staatlozen waar hij vooral Afrikaanse dossiers te verwerken kreeg. Ervaring die naderhand goed van pas kwam toen Tom voor 2 jaar werd uitgestuurd door de VN als “assistent deskundige.” Bij zijn aansluitend werk, op het regionaal VN-kantoor in Kinshasa, kon hij de nasleep van de Rwanda-crises in 1996 van nabij volgen en later de laatste maanden van het Mobutu-régime. Vervolgens werd hij enkele maanden op missie gestuurd naar Burundi om de situatie van de Rwandese vluchtelingen te evalueren. En tenslotte anderhalf jaar naar Thailand waar hij verantwoordelijk was voor de bescherming van de Birmese vluchtelingen. Terug in België bleek dat Amnesty op zoek was naar een nieuwe vluchtelingencoördinator. Na een maand stoomcursus door zijn voorgangster Shaïda pakte Tom de Amnesty-stier bij de horens. Het was 1 september 1999, een jaar na de dood van Semiru Adamu. Wat hem vooral van pas kwam zijn de ervaringen en contacten op het Commissariaat-Generaal en andere organisaties. Want in zo’n moeilijke materie is het heel belangrijk verschillende klokken te horen luiden.

Het voorbije jaar werd er dan een Thema Coördinatie Team opgericht voor de vluchtelingenproblematiek. Net zoals bij de andere TCT’s die reeds bestaan binnen de werking, was het de bedoeling een groep mensen bijeen te krijgen buiten het secretariaat rond het thema asielzoekers. Zo was uit de beweging de behoefte geuit naar meer informatiedoorstroming. Tom Bogaert: “Want terwijl wij in de Kerkstraat met onze neus op de dingen zitten, is het niet eenvoudig op een geregelde en verstaanbare manier informatie te leveren over de actualiteit.” Zo wilde het secretariaat een denktank oprichten die op korte termijn analyses kan maken van de teksten die ze toegestuurd krijgen. Bijvoorbeeld een nota van de ministerraad. “Wij hebben een klankbord nodig om ideeën uit te wisselen alvorens erover te discussiëren. Dat laatste kan trouwens perfect per e-mail. Daarbij is het zeker niet de bedoeling dat de vluchtelingencoördinator het hoge woord heeft.”

woensdag, september 27, 2000

Colombiaans Advocaat hangt aan de noodklok

Colombia is anno 2000 het gewelddadigste land in Zuid-Amerika. De Mensenrechten zijn een nog weinig aan te treffen bekommernis geworden, in een groot deel van het land zwaaien rechtse paramilitairen de plak. Met als drogreden de drugsbestrijding neemt de militarisering van het Andesland hallucinante vormen aan. Miguel Puerto probeert er iets aan te doen, hij was onlangs in ons land om getuigenis af te leggen.

Een zonnige vrijdagochtend in Brussel komt Miguel Puerto spreken over Colombia. Hij maakt deel uit van een advocatencollectief in de hoofdstad Bogotá dat zich inzet voor mensenrechtenorganisaties en -activisten (onder meer politieke gevangenen) die worden bedreigd en vervolgd. Met als gevolg dat ook zij zelf bedreigd worden. Het “Colectivo de Abogados José Alvear Restrepo” bestaat uit 9 advocaten. Miguel Puerto begint met zijn ervaringen als advocaat voor de organisatie Credhos (Reginaal comité voor de verdediging van de mensenrechten) in de noordelijke stad Barrancabermeja. Daar had op 16 mei 1998 een massamoord plaats door paramilitairen. “We hebben dossiers van de staatsveiligheid gevonden die wijzen op het medeweten en de steun van de overheid voor de gewelddadige groepen. Democratie en mensenrechten in Colombia zijn niet te vergelijken met die in andere landen. Statistieken tonen aan dat de toestand catastrofaal is. De voorbije 30 jaar zijn duizenden mensen verdwenen maar niemand is vervolgd, om de twee dagen verdwijnen gemiddeld 10 mensen.” Volgens Puerto is president Andrés Pastrana op de hoogte van het probleem én van de omvang. Hij wil echter niet optreden, waardoor de straffeloosheid hoogtij viert. ‘Verdwijningen' worden niet beschouwd als een misdaad.

“Paramilitairen zijn geen derde partij,” aldus Puerto. “Ze zijn verbonden aan de regering die de groeperingen gebruikt voor politieke genocide op haar tegenstrevers. Via het leger profiteren de paramilitairen mee van het defensiebudget en beide blijven ongestraft.” Militaire rechtbanken spreken geen straffen uit. Integendeel, repressie en vervolging door de regering is schering en inslag: mensenrechtenactivisten worden bedreigd en verdwijnen. Door het schrikbewind zijn veel activisten verplicht het land te verlaten. Er is een vuile oorlog gaande.”

De Colombiaanse overheid voelt zich gesterkt door de steun vanuit de Verenigde Staten. Dit land beloofde recent voor miljoenen dollars aan steun aan het ‘Plan Colombia,’ een ambitieus plan om de drugsproductie uit te roeien. Maar volgens vele waarnemers is het plan vooral militair ingevuld en druist het in tegen de Burgerlijke en Politieke Rechten. Miguel Puerto: “Het Plan is opgesteld onder het mom van de strijd tegen de drugshandel maar biedt geen garantie over de inzet van de militairen. Ze kunnen even goed ingezet worden om burgerdorpen te bombarderen. Er zijn nu al meer dan 1 miljoen ontheemden in Colombia, en dat cijfer kan nog verdubbelen.” De Noord-Amerikaanse steun zou gaan naar het leger, en vooral gebruikt worden voor een versterking van de militaire aanwezigheid in het zuiden waar het meeste van de coca verbouwd wordt. Dat is ook de regio waar de linkse guerrillero’s sterk staan. Het noorden zou dan echter buiten schot blijven terwijl daar het grootste deel van de verwerking van de coca plaats vindt, en bovendien de rechtse paramilitairen er erg sterk staan. Nu gebruiken de beide fracties geweld. Maar terwijl de guerrilla zich vooral richt tegen de overheid gaat het bij de paramilitairen om regelrechte terreur tegen de bevolking. Ze schuwen geen enkele methode. Willekeurige moorden, mensen doden voor de ogen van anderen als intimidatie etc

Zit er dan echt geen opening in de actuele situatie? Miguel Puerto: “toen het vredesproces werd besproken op internationaal niveau werden diverse bomaanslagen gepleegd. Er werd gezegd dat deze werd gepleegd door de guerrilla maar onafhankelijk onderzoek wees op betrokkenheid van (ex-)militairen om paniek te creëren en het vredesproces te torpederen.” Blijkbaar zijn er meerdere partijen die willen dat de oorlog blijft duren. “De inzet is macht en geld. De internationale gemeenschap moet dit inzien en de regering verplichtingen opleggen. Dat is nodig want momenteel escaleert de situatie totaal.”